Frits Luteijn - Alexander Schwartzman 0-2
01.32-28 17-22 13.31-26 11-16 25.33-29 24*33 37.38-33 12-18
02.28*17 11*22 14.38-32 07-11 26.39*37 19-23 38.42-38 23-28
03.37-32 06-11 15.43-38 10-14 27.44-39 06-11 39.30-24 28*39
04.41-37 12-17 16.37-31 01-06 28.30-24 14-19 40.43*34 18-23
05.46-41 07-12 17.47-41 21-27 29.37-32 19*30 41.48-42 23-28
06.34-29 02-07 18.32*21 16*27 30.25*34 10-14 42.42-37 08-12
07.40-34 19-23 19.34-30 05-10 31.32*21 16*27 43.35-30 12-18
08.45-40 14-19 20.30-25 10-15 32.34-29 23*34 44.45-40 28-33
09.32-28 23*32 21.40-34 11-16 33.39*30 13-18 45.38*29 15-20
10.37*28 20-24 22.34-30 04-10 34.41-37 18-23 46.24*15 27-32
11.29*20 15*24 23.49-43 18-23 35.37-32 11-16 47.37*28 22*44
12.41-37 16-21 24.50-45 23*32 36.32*21 16*27
De opening uit deze partij kwam reeds ter sprake tijdens mijn match
bij mij thuis in 1983 tegen Jannes van der Wal. Hij achtte evenals mijn
tegenstander de variatie 5...8-12 6.35-30 vervelend. Persoonlijk denk
ik dat het middel erger is dan de kwaal. Ik kan eigenlijk niemand anders
van ons eigen team de zwarte opening aanbevelen. Je bent immers eerst
anderhalf uur bezig met op de been blijven alvorens de kansen komen.
Ook Jannes van der Wal onthaalde ik met hoon toen hij met de zwarte
openingsvariant kwam. Evenals tegen Schwartzman slaagde ik er niet in
om het echt afdoende te weerleggen, maar dat ligt aan mij en niet aan de
stand. Wit zit in deze opening met een hele reeks dilemma's. Alles is goed.
Wat is dus het best en het veiligst (?)
Anderen hebben wel 14.37-31 gespeeld. Mijn zet is 14.38-32 is
waarschijnlijk beter. Meestal komt het op zetverwisseling neer en
voorts heeft wit naast het partijverloop diverse andere aardige opties.
Zelfs de Springeruitval is iets wat niet bij voorbaat verworpen hoeft
te worden.
De enige extra optie van 14.37-31 is de alternatieve opbouw
14...7-11 15.42-37 10-14 16.47-42 1-6 17.37-32 21-27
18.32x21 16x27. Als wit erin slaagt nog een keertje aan te vallen
met 42-37-32, dan is het gewonnen. Maar net zoals in de partij is
dat niet eenvoudig te realiseren, vanwege de bekende zetjes. Een
groot bezwaar van 14.37-31 is de reactie 14...18-23 (of later).
De zetten 16.37-31 en 17.47-41 verhogen de inzet. Wit heeft
alternatieven. Een idee is wachten op 21-27x27 om met 37-32
naar een Drostsysteem af te wikkelen. Als schijf 1 op veld 6 staat
is dat op slag uit. Nu kan schijf 1 nog naar 7. Wit kan veld 43 sluiten.
Zowel 48-43 als 49-43 komen in aanmerking. Hij kan nu of later de
aanval op schijf 24 openen met 34-29.
De zet 17.47-41 (diagram 4) dwingt zwart in actie te komen zonder dat wit een
beslissing heeft hoeven te nemen betreffende 48-43 of 49-43. Maar anderzijds is 47-41 een tempozet, waar je later om verlegen kunt
zitten. Schwartzman vond 17.49-43(?) vervelender. Na 17.49-43
21-27 18.32x21 16x27 19.34-30 11-16 20.30-25 moet je
als witspeler rekening houden met 16-21.
Bijvoorbeeld na 20...5-10 21.50-45 10-15 22.47-41 is dat een
optie voor zwart (naast gewoon 18-23). Ook moet je als witspeler
zeker zijn van 22...6-11 23.41-37 18-23 24.37-32 24-29. Iets
anders is de parti bonnard met 24...18-23 25.37-32 16-21(?)
26.33-29 of 24...16-21 25.28-23. Veel dingen zijn niet moeilijk
te weerleggen, maar het zijn er zoveel en een vergeten variant
kan het einde betekenen.
Het uitstellen van de beslissing 48-43 of 49-43 is een
alleszins verdedigbaar uitgangspunt voor het witte spel. Een idee
is i.p.v. 17.47-41 direct de opmars naar veld 25 met 17.34-30.
Na 17...18-23 18.31-27 22x31 19.36x27 zie ik niet hoe zwart
de korte vleugel opsluiting op een redelijk manier kan verbreken.
Na 19...12-18 kan gewoon 20.47-41. Truus komt nog met
17.34-30 18-23 18.49-43(?) 5-10(?) etc.
Na 17.34-30 21-27 18.32x21 16x27 19.30-25 11-16
20.40-34 heeft zwart grote zorgen. Ik neem tenminste aan dat
het openen van de stelling met 20...5-10 21.34-30 18-23
22.49-43 23x32 23.47-41 en 24.33-29x37 geen optie is.
Duidelijker is misschien 20...5-10 21.49-43! 10-15 22.34-30
4-10(?) 23.42-37. Het is allemaal verschrikkelijk veel gereken.
Alexander gaf na de partij aan na 17.49-43 21-27 18.32x21
16x27 19.34-30 vooral bang te zijn voor de breekactie 40-34-29.
In de partijvariant overwoog hij i.p.v. 19...5-10 de actie 11-16-21.
Na 19...11-16 20.30-25 16-21 was ik 21.42-37 van plan. Hij
meende dat het wat voor zwart was. M.i. ten onrechte. Zonder
schijf 11 hoeft wit nauwelijks afwikkelingen te vrezen.
De zet 22...4-10 (diagram 5) werd gespeeld, omdat volgens hem 22...6-11
23.28-23 18x29 24.33-28 22x33 25.39x28 goed voor wit is.
De bekende finesse 4-10 en 19-23 faalt op (28x19) 25-20. Na 25...12-18
haalt wit zijn stuk terug met 41-37-31 etc.
In de partij is het openen van de stelling (diagram 6) met 23...18-23 zo'n beetje
de enige optie voor zwart. Na 23...6-11? 24.39-34 18-23
25.42-37 23x32 26.37x28 12-18 27.44-40 is 18-23
verhinderd en op 15-20 wint 34-29.
In de partij zit het zetje naar 5 er ook wel in, maar het is dan veel
te duur. Na 23...18-23 24.42-37 23x32 25.37x28 12-18 26.39-34
18-23 27.44-40 23x32 28.50-45 15-20 29.33-28 zag Alexander
nog wel wat in het witte spel. Zelf had/heb ik dat niet zo. Daarom maakte
ik maar het onaangename tempo 24.50-45.
Het gaat daarna snel fout met wit. Vooral omdat ik niet wezenlijke
dreigingen probeerde te pareren. Achteraf bleek 27.37-32 6-11
28.32x21 16x27 29.44-39 14-19 30.41-37 de handigste manier
om de schijven in het doosje te doen. De afwikkeling 19-24x44 was niet
helemaal de bedoeling van Alexander.
Hij toonde zich na partij erg teleurgesteld, dat ik niet in het zetje
28.37-32 14-20 29.25x5 16-21 30.5x28 22x44 31.31x22
17x46 32.26x6 liep met een gewonnen eindspel voor zwart. Ik
had het inderdaad niet gezien. I.p.v. 28.30-24 achtte hij 28.39-33
lastiger. De terugruil 22-28x18 vond hij slecht voor zwart.
De vrijwel beslissende fout is (diagram 9) het ruiltje 32.34-29x30. Wit is te
laat met de twee om twee dreiging naar veld 11 met 33-28. Het
nuchtere 32.39-33 was wel toereikend geweest. Na 32...23-28
33.34-29x34 valt schijf 27. De enige optie is 22-28 met remise.