Bart Woolschot - Frits Luteijn 0-2
01.31-27 19-23 16.40-34 19-23 31.25*14 09*40
02.33-28 17-21 17.34-29 23*34 32.39-34 40*29
03.28*19 14*23 18.39*30 16-21 33.33*24 01-07
04.37-31 21-26 19.44-39 11-16 34.46-41 07-12
05.41-37 10-14 20.49-44 15-20 35.41-37 04-09
06.39-33 20-24 21.30-25 20-24 36.43-39 09-14
07.44-39 13-19 22.44-40 12-18 37.39-34 21-26
08.47-41 08-13 23.32-28 18*27 38.38-32 12-18
09.50-44 14-20 24.37-31 26*37 39.32-27 08-12
10.34-29 23*34 25.42*22 07-12 40.34-30 12-17
11.40*29 02-08 26.40-34 12-18 41.22*11 06*17
12.27-22 18*27 27.41-37 18*27 42.48-43 03-09
13.31*22 05-10 28.37-31 10-15
14.45-40 20-25 29.31*22 24-30
15.29*20 25*14 30.35*24 14-20
Met een opening als 1.31-27 ben ik best blij. Het half
open klassiek kan wel wat zijn voor de witspeler, maar
het is altijd erg lastig als zijn tegenstander gewoon alles
netjes in het centrum zet en wacht op wat komen gaat.
Indertijd was het in correspondentiepartijen en tegen
Mark Hoogakker in vluggertjes ook vrijwel altijd
raak met zwart.
De opstelling met 4.37-31 zie je niet veel. Het is een
gezond plan. Er ontstaat een soort Dumont opening. De
zwartspeler zal vroeg of laat 11-17 moeten spelen en de
ruil 27-22 etc. toelaten met een interessante klassieke
stelling als gevolg.
Er zijn belangrijke verschillen met de Dumont-variant uit
de 1.32-28 20-24 opening. Naast het tempoverschil kan
zwart desgewenst opbouwen vanuit schijf 2 en een net iets
andere posities op het bord krijgen. Best ingewikkeld allemaal.
Voordeeltjes zijn meestal subtiel resp. onbetekenend.
De zet 6...20-24 was een testzet. Zwart lijkt te dreigen
met 24-29 en 23-28x20. Dat is echter alleen het geval
na 7.34-30 24-29 8.33x24 23-28 9.32x23 18x20 10.38-33 4-10 11.30-25 12-18 etc. en wit heeft
blijvende problemen. In andere gevallen is hij op tijd
op veld 28 om zich weer los te ruilen op de lange vleugel.
Na 7.33-28 kan zwart 7...23-29 8.34x23 18x29
overwegen. Het ruiltje 9.27-21 16x27 10.31x22 is
geen vetpot vanwege 14-20 of 15-20 met kansen. Na
9.44-39 14-20 10.39-33 20-25 11.43-39 24-30
staat er een open molimard op het bord, die er goed
uitziet voor zwart. Ondanks schijf 25 en 1, die anders staan dan normaal.
De volgende zetten van wit vervulden mij met oprechte
verbazing. Inderdaad bleek hij oprecht van plan met 34-29
en 27-22 verder te gaan. Veel minder bezwaarlijk is klassiek
verder spelen en wachten op 11-17 voor het oplossen van de
topzware lange vleugel.
Na 8.47-41 was het mij ook duidelijk, dat 34-29 en 27-22
het enige speelplan was voor wit zeker na het daaropvolgende
50-44. Het Dumont-mechanisme is door opbouwproblemen
moeilijk vol te houden.
Het liefst had ik met 8...14-20 gereageerd. Maar ik vreesde
een beetje voor 8...14-20 9.27-22 18x27 10.31x22. Dat
had nog best spannend kunnen worden. Truus komt direct met
10...9-13 11.34-30 12-18(?) 12.32-28 X. Ook 11.50-44 12-18 12.32-28 18x27 13.34-29 is het niet helemaal.
De wachtzet 9.50-44 is uitermate merkwaardig. Schijf 50 is
een nuttige steunschijf, veld 50 een combinatie veld en na
direct 9.34-29 23x34 10.40x20 15x24 11.27-22 is de
druk op schijf 22 aanmerkelijker minder zwaar, dan in de
partij. Hoewel het natuurlijk nog steeds niets is voor wit.
De opmars met 14.45-40 (diagram 3) is wederom een vreemde zet.
Immers zetjes naar 50 komen erin. De formatie 45, 40, 34
is voor eeuwig weg. In het partijverloop zou wit i.p.v. het
ruiltje naar 30 ook de ruil naar 29 kunnen overwegen op
het veel logischer 14.44-40. De zet 14.39-34 mag niet
vanwege 24-30 met dam op 50.
Het is een lastig moment de 18e zet. Zwart kan met 18...15-20
hengelen naar het zetje 19.30-25? 14-19 etc. Na het voor de hand liggende
19.44-39 20-24(?) 20.30x19 14x23 21.32-28 23x32
22.27x28 kan 22...16-21 beantwoord worden met het reddende
22-18x16. Ook de directe aanval 12-18 lijkt niet door te slaan.
Een ander idee is 18...15-20 19.44-39 16-21 20.32-28 11-16
21.37-32 en de aanval tegen schijf 22 lijkt verdampt. Met ijzeren
zelf beheersing dus eerst de druk tegen schijf 22 verder opgevoerd
met 18...16-21. Echt gevaarlijk is het allemaal nog niet. Zwart staat
een flink aantal tempi achter. Wit kan zich daarom verdedigen door
in geval van nood veld 23 te bezetten.
Wit
zou kunnen overwegen om op veld 17 te gaan staan. Na 20.22-17
leveren 7-11 of 12-18 weinig op. Na 20...15-20 neemt wit het
dammetje en het ergste is voorbij. Het probleem is 20.22-17 21-27
21.32x21 16x27 22.33-28 12x21 23.37-31 26x37 24.42x22
7-12 25.41-37 en schijf 22 staat zwak, hoewel directe schijfwinst
nog wel voorkomen lijkt te kunnen worden (?)
Zet (20.49-44) 15-20 gespeeld, omdat ik 20...12-18 niet zag winnen.
Truus komt onverdroten met 20...12-18 21.32-28 18x27 22.37-31
26x37 23.42x22 7-12 24.41-37 21-26 25.28-23 en er zijn
twee plannen t.w. ruilen met 12-18 of via 15-20-24 proberen
schijf 23 te bedreigen. Het is allemaal een beetje onduidelijk,
wat ik doe zet de witte stand veel subtieler onder druk.
De enige manier om de witte stand overeind te houden na
22...12-18 is in digram 6 het vreselijke ruiltje 23.32-27 21x32 24.38x27.
Na 24...18-23 kan gewoon 25.40-34-29. Maar ruiltjes als
32-27x27 daar heeft zwart natuurlijk ook geen echte bezwaren tegen.
Verdedigingspoging (diagram 7) 26.39-34 12-18 27.41-37 18x27
28.37-31 1-7 29.31x22 7-12 is gammel voor wit. Het idee
26.28-23 faalt waarschijnlijk op 26...10-15 27.33-28 14-20
28.25x14 9x20 29.22-17 21-27 en zwart blijft een schijf voor.
De rest van de partij is in die zin interessant, dat zonder het
winnen van de tweede schijf de situatie nog onduidelijk zou zijn
i.v.m. het enorme ruimte overwicht van wit.