Eerste ronde nationale competitie 2006

Partijen, Masterclass, Verslagen en Home


Schiedam - Dat was wel even slikken toen we in Huissen na vier uur spelen tegen een groot aantal potentiële nullen zaten aan te kijken. Tot onze verbazing bleef echter de schade beperkt tot slechts een 11-9 nederlaag. Geen van de drie beslissingen kwam op reguliere wijze tot stand. Dirk van Schaik vergooide een remisestand, doordat hij het te degelijk wilde doen tegen Baljakin en in een simpele finesse liep. Anton van Berkel had wat moeite zijn tegenstander en voormalige clubgenoot Alex Mathijsen serieus te nemen en werd verschrikkelijk overspeeld. De overwinning van Sven Winkel kwam tot stand door een blunder van zijn tegenstander Theo Berends in een inmiddels reeds behoorlijk lastige stelling. De andere probleemgevallen, zoals Ron Heusdens tegen Johan Krajenbrink en Peter van der Stap tegen Gerard Jansen bleven vrijwel probleemloos overeind.

In de partij Fred de Koning - Anatoli Gantwarg is het begrijpelijk, dat de witspeler niet echt voor de winst gaat. Als laatste zet heeft hij hier schijf 36 gespeeld. Slaagt hij erin om veld 27 onder controle te krijgen, dan zijn alle zorgen voorbij. In het andere geval wordt het erg spannend. Een wat rustiger benadering met b.v. 33-28 gevolgd door 24-20 was dan verstandiger geweest.

In de partij gebruikt Anatoli allerlei aardige finesses om het zijn tegenstander moeilijk te maken. Achteraf ontdekte hij, dat hij met de beginzet 31...2-7 zijn tegenstander weg kan houden van veld 27. Aangegeven werd, dat wit met 32.33-28 9-14 33.28x19 14x23 34.38-33 17-22 35.31-27 22x31 36.37x17 12x21 37.42-37 21-27 38.32x21 16x27 39.24-20 7-12 40.45-40 12-18 41.40-35 18-22 42.35-30 8-12 (28-23 geeft 33-29 met de dreiging 29-23 en 20-14) 43.30-25 etc. voldoende verdediging heeft.

In de partij heeft zwarte een aantal finesses, die zijn aanval tegen schijf 27 ondersteunen. Op 33.33-28 9-14 34.28x19 14x23 35.38-33 beslist 35...28-23 X. Na 33.34-30 12-17 34.33-28 9-14 35.28x19 14x23 36.38-33 is 23-29 het probleem. Na het correcte 34-30-35 is zwart net een zet de laat is met de aanval tegen schijf 27 om iets te bereiken.

Rob Clerc wist naar verwachting weinig te bereiken tegen routinier Geert van Aalten. In diagram 3 verdient de zwarte stelling ondertussen de voorkeur. Weinig spelers zouden op het idee gekomen zijn hier remise te maken met het schijnoffer 40.27-22 17x28 41.33x22. Na de schijfwinst 41...12-18? glipt wit erdoor met 42.22-17 11x22 43.26-21. Terugofferen met 43...22-27 44.21x32 18-22 45.41-36 lijkt ook geruisloos remise te lopen.

 

Deze opstelling uit de 1.33-29 16-21 2.31-26 11-16 opening (met 3.39-33) krijgt tegenwoordig de voorkeur van vrijwel elke topspeler boven het schijnbaar ambitieuzere 3.37-31 7-11 4.31-27 1-7 5.36-31 19-23 6.35-30 14-19 etc. dat ook voor wit erg verplichtend is. De opstelling met 3.39-33 is een uitnodiging voor zwart om naar veld 27 te gaan met 19-23 en 21-27x27. Het aantal potentiële aanvallers tegen schijf 27 op de witte korte vleugel is groter, dan het aantal verdedigers, zodat de bezetting van 27 toch ook wel een beetje verplichtend is voor de zwartspeler. 

De vreemde ruil 4...20-24 5.29x20 14x25 is slechts tweemaal eerder gespeeld. Beide witspelers gingen verder met het minder ambitieuze 6.32-28 en het ging nog wel voor zwart. De reactie van Mathijsen 6.36-31 is dwingender. Je kunt als zwartspeler immers weinig verwachten van 6...21-27xx27 met grote druk tegen schijf 27 in combinatie met de randschijf 25.

De voortzetting 9...18-23 vervulde de schare aanwezige grootmeesters unaniem met afgrijzen. Het lijkt, dat er wat dreigt. Maar wit laat zich niet afbluffen. De normale zet is hier 9...18-22 10.27x18 13x22. Na 11.31-27 22x31 12.36x27 is de witte opstelling veel kwetsbaarder, dan in de partij, hoewel schijf 25 natuurlijk erg hinderlijk blijft. Waarschijnlijk moet zwart schijf 27 nog een keertje ruilen, wat bepaald niet tot een evenwichtige opbouw aanleiding geeft. Handiger was geweest om het ruiltje 18-22x22 een zet eerder te spelen. De situatie lijkt dan een beetje op beide andere praktijkvoorbeelden.

Desgevraagd wilde geen van de heren zich vastleggen op de bewering, dat de stand na 9...18-23 verloren is voor zwart. Hij moet alvast heel erg goed opletten. Truus komt in diagram 3 een paar seconden met het verschrikkelijke 13...13-18? Maar het broodnodige alternatief 13...12-18 is verhinderd door de bekende wending 14.27-22 plus slaan met 26 (altijd prijs). Truus geeft aan, dat 13...14-20 faalt op 14.33-29 24x33 15.38x18 13x22 16.27x18 12x23 17.31-27 X met schijfwinst.

In diagram 4 mist zwart de laatste mogelijkheid op taai verzet. De witte opsluiting is namelijk ook niet helemaal honderd procent efficiënt. Met 20...3-9 21.35x24 23-29 22.34x23 18x20 is het mogelijk wat van de ingesloten schijven op de zwarte korte vleugel en centrum in het spel te brengen. Wit blijft verschrikkelijk goed staan. Zijn formaties hinderen de zwarte opbouw zeer, maar er moet tenminste nog gewerkt worden voor de punten.

Gisteravond op de club (29 sept) hadden we een bijeenkomst van het eerste. Daarbij kwam aan de orde, dat de situatie na de ruil veel minder duidelijk is, dan hij lijkt. We analyseerden met name de stand, waarbij schijf 2 op 1 staat (diagram 5). Dat maakt het zwarte spel tot een systeem.

Voortdurend moet wit rekening houden met afwikkeling ingeleid met de meerslagfinesse 17-22. We hebben aandacht besteed aan het schema 23.39-34 20-24 24.43-39 24-30 25.33-29 15-20 26.38-33 10-15 27.42-38 30-35 28.45-40 13-19 29.49-43 9-13 en wit moet iets ondernemen. Zowel 29-23 als 27-22 geeft ook zwart kansen.

Zwart zit rechts definitief in de klem. Vrijwel alle stukken op de korte vleugel en centrum zijn geblokt, terwijl ook de lange vleugel weinig speelbaar is. Aangegeven werd door de witspeler, dat de damzet 26.28-22 etc. ook wint, maar dat hij (terecht) vreesde dan nog voor de punten te moeten werken.

In diagram 7 dreigt wit met dood en verderf. Aangegeven werd dat de damzet 28...25-30 29.35x4 19-24 30.28x30 13-19 31.4x22 17x48 32.26x17 11x22 33.27x7 8-12 34.7x18 14-20 35.30-25 48x30 36.25x23 X niet helemaal gratis is.

Naar verwachting deden de heren Schwarzman en Valneris elkaar geen kwaad. In een bekende openingen hielden beide spelers de voorzichtigheid zorgvuldig in het oog. Wit speelt hier 22.29-24. Het voor de hand liggende 22.40-34 is verhinderd door de finesse 22...25-30 en 23...17-21 X. De zwarte aanval in de partij stelde daarna niet veel voor, omdat wit naderhand via 37-32x42 etc. kan hergroeperen en ruilen.

 

 

In Huissen laat men zich randschijven op 15 nogal gemakkelijk aanleunen, terwijl inmiddels toch wel bekend zou moeten zijn, dat zulk een schijf vooral erg 'buitenspel' staat en zelden enige nuttige omsingelmogelijkheden biedt. De afwikkeling 13...23-29 etc. die Sven Winkel bij zijn succesvolle debuut voor van Stigt Thans neemt, is wellicht overzien door zijn tegenstander. Een puur strategische spelbeeld ontstaat, waarin zwart zich duidelijk de meerdere toont.

Reeds bij de eerste de beste gelegenheid doet wit een mindere zet. Het moge duidelijk zijn, dat de zwartspeler overwicht heeft op de korte vleugel. Voorts heeft hij zich nog niet vastgelegd in het centrum. Hij zal in de komende dertig zetten proberen dit overwicht tot gelding te brengen. Daar moet je als witspeler in berusten en met 40-35-30 en 45-40-34 wat achtergebleven stukken op de korte vleugel in beweging zetten in afwachting van wat er komen gaat. De zwarte schijf 5 is achtergebleven. Misschien valt daar iets mee te doen in de verre toekomst.

Een poging actief te worden op de lange vleugel is tot mislukken gedoemd. Vooral als dit verder gaat dan het ontwikkelen van schijf 36 naar 26. De formatiemogelijkheid  36, 31 is vaak belangrijk om al te enthousiaste aanvallen van zwart te blokkeren. De witte lange vleugel is weliswaar wat over bezet, maar omdat zwart geen andere keus heeft dan om daar de aanval te openen, komt dat vanzelf goed.

In diagram 3 de laatste kans voor wit om met 28.31-26 de relatieve veiligheid op te zoeken. Daarna zou met 40-35-30 en 45-40-35 gewacht kunnen worden op de dingen die komen gaan. Na het gespeelde 28.34-29?? is het vrijwel gebeurd. Kleine finesses verhinderen dat wit schijf 31 in de veiligheid brengt.

In plaats van de blunder kan hij nog verweer bieden met (28...11-17! 29.40-34 21-26) 30.41-36! 17-22 31.45-40 16-21 32.42-38 etc. Wellicht slaagt hij erin om iets op te zetten tegen de zwarte lange vleugel. Een probleem lijkt me dan het ruiltje 19-24x25. Wit heeft echter gewoon geen tijd om dat er tijdig uit te halen. Het sterke punt voor de verdediging in deze stand is veld 30 en niet veld 29 !!

Arnaud Cordier beet op beton tegen Joost Hendriksen. Dit soort omsingeling zie je wel vaker vanuit de Keller opening. Nuchterheid is van belang, dan komt het vrijwel altijd goed met de zwartspeler. Hier achtte zwart de tijd van handelen gekomen. De korte vleugel moet inderdaad in beweging gebracht worden om het schijvenevenwicht tussen de vleugels recht te rekken. In plaats van het gespeelde 22...22-28 spelen zetten op de lange vleugel de witspeler in de kaart.

Zelf heb ik vroeg in de opening wel eens de aanvalszet 23-28 gespeeld. Hier met de verzwakte zwarte lange vleugel ligt dat minder voor de hand. Wel een idee is om nog wat langer te wachten met 22...11-16. Voor de hand ligt dan de oversteek 23.38-33 7-11(?) 24.33-29 22-28 25.42-38 17-22 (Truus wil terecht 21-27 spelen) 26.26x17 12x21 27.30-24 met druk tegen schijf 28. Het aardige van dit soort stellingen is, dat als de aanval tegen schijf 28 niet doorslaat het afruilen met 37-32x32 tot aanvalskansen tegen de zwarte lange vleugel leidt.

Het spelbeeld is onveranderd. Zwart speelt in de rechter diagramstand de opmerkelijk zet 27...8-12. Truus begrijpt minder goed, dat je kansrijke aanvalsposities moet verdedigen en komt daarom met 27...7-12 28.30-25 21-27 29.37-32 28x37 30.41x21 11-16 31.46-41 16x27 32.34-29 23x34 33.40x29. De kansrijke aanval verdwijnt zodoende door de dreiging 41-37 vanzelf in het doosje.

Het spel heeft een geforceerd karakter. De enige optie van de zwartspeler is de aanvalsruil 17-21x21. Zonder deze ruil staat wit goed. Immers als niets anders helpt dan is er voor wit nog altijd de hergroepering 46-41-37-32x42. Een aantrekkelijk alternatief lijkt 31...15-20. Truus hakt er dan echter direct in met 32.33-29x29 X. Zou wit gedwongen zijn 32.30-24 19x30 33.25x34 te spelen, dan is zijn stand na 33...13-19 zorgelijk.

Rechts is de witte omsingeling afgeslagen. Toch hoeft hij niet te wanhopen. Zwart speelde 38...27-32, wat natuurlijk nooit kan winnen. Op het voor de hand liggende 38...21-26 komt Truus met de variant. 39.41-37 8-13 40.40-35 15-20 41.35-30 20-25 42.49-44 12-17 43.30-24 17-21 44.38-33 14-19 45.44-40 19x30 46.40-35 27-32 47.35x24 32x41 48.46x37 21-27 49.43-38 16-21 50.38-32 27x38 51.33x42 en zwart heeft niet beter dan de remiseafwikkeling 28-32.

Ook Ron Heusdens zat niet erg in de wedstrijd. Met zwart tegen Johan Krajenbrink heb je toch liever een wat evenwichtiger positie. Het ontbreken van schijf 16 is het enige, dat de zwarte stelling nog draaglijk maakt in diagram 1.

In diagram 2 was een stelling ontstaan met een wederzijdse kerkhofruit bezetting. Nog steeds is de zwarte korte vleugel akelig dun. Maar wit kan voorlopig niet aanvallen op de zwarte voorpost. Deze stand is aanleiding geweest voor langdurig analyseren. Het partijverloop (4-10) is eigenlijk nauwelijks aanvaardbaar te noemen voor zwart. Onderzocht werden de mogelijkheden 1-6 en 17-21. 

 

 

Op 23...17-21 gaat het om 24.39-33 14-20 25.33x24 20x29 26.44-39. Er zit dan niets in met 21-27 of 11-17. Truus gaat verder met 26...21-26 27.40-34 (27.39-33 wordt beantwoordt met 8-12-18) 29x40 28.45x34. Schijf 23 dreigt onder vuur genomen te komen. Truus pareert met het nuchtere 28...5-10 en laat wit 30-24x24 spelen. Gantwarg daarentegen doet 28...15-20 29.39-33 20-25. Het alternatief 23...1-6 24.36-31 11-16 25.22x11 6x17 werd eveneens nader onderzocht. Het verloop 26.31-26 13-18 27.39-33 9-13 28.33x24 14-20 29.44-39 20x29 30.40-34 29x40 31.35x44 gevolgd door 37-31-27 is geen vetpot voor zwart.

Gewone stervelingen zouden geen cent geven voor de zwarte stand links. Echter bij grootmeesters geldt dat een doorbraak op langer termijn voor een stuk vaak nog lang niet voldoende is voor winst of zelfs voordeel. In deze stand speelde zwart 29...13-18. Een idee is de zet 29...1-6. Truus komt dan met de variant 30.39-34 6x17 31.21x12 8x17 32.34x23 19x28 33.27-22 32-37 34.22x11 37-41 35.26-21 41-46 36.21-16 14-20 en de witte stand met twee reservedammen verdient waarschijnlijk de voorkeur. Een andere variant is 30.30-25 6x17 31.21x12 8x17 32.27-21 17-22 33.21-16 22-28 34.16-11 28-32 35.11-7 32-37 36.7-1 wat ook geen vetpot lijkt voor de zwartspeler.

 In diagram 4 heeft wit nog steeds alle kansen. In de partij volgt de uitwisseling 38.40-34? 13-19 39.44-39 20-24 40.38-33 24x35 41.33x22 en vooral het stuk op 45 bleek een ernstige zwakte. Truus komt met 38.44-39 13-19 39.40-35 20-24 40.16-11, 45-40-34, 26-21-16 en zwart komt er ogenschijnlijk helemaal niet meer aan te pas.

Het debuut van Peter van der Stap tegen Gerard Jansen was evenals dat van Sven Winkel succesvol. In de diagramstand is vanuit een ongebruikelijke opening een Bronstring hekstelling op het bord gekomen. Inmiddels geeft men in zulke standen de voorkeur aan de witte stand. Meestal staat er echter een extra stuk op veld 49 en 1. Diverse kansrijke opties zijn beschikbaar. Een voor de handliggend plan is 29-23, 34-29, 40-34. Variaties daarop zijn 29-23, 27-22 en 23-18.

De gespeelde ruil 37-31x31 uit de partij is ook vervelend. Na het antwoord 21-26 en 47-42x31 is wit van plan door te gaan tegen de zwarte korte vleugel. De situatie aan de andere vleugel geeft dan geen gelegenheid tot een vruchtbare tegenaanval. Vandaar dat zwart het in de partij met 5-10-15 laat aankomen op een gevaarlijke korte vleugel opsluiting.

 

In de stand rechts zou zwart gewonnen staan als hij 8-12 kon spelen. Maar dan volgt 23-18 met vernietiging. Vanuit de stand links geeft Gantwarg aan dat eerst 32.34-30 25x34 33.29x40 en daarna pas de afwikkeling 26-21 beter is. Voorts werd aangegeven, dat na direct 32.26-21 17x37 33.28x17 12x21 34.45-40 19x28 35.33x42 24x33 de slag 36.38x39 handiger is. Het is niet helemaal duidelijk hoe zwart dan moet voorkomen, dat de witte korte vleugel weer keurig in het spel gebracht wordt.

In de partij wordt het nog spannend. Gantwarg kwam met direct 40.36-31 21-26 41.31-27 in plaats van het trage 40.43-38. Op b.v. 42...13-18 kan de uitstoot 28-23xx23 (8-12) 27-22 (14-20) 22-18 (12-17) 40-34=. Na 42...8-12 43.43-38 14-20 44.39-33 begint 34-29 wat te worden.

 

Zelf mocht ik aantreden tegen Geert Berends. Met een opmerkelijk optimisme ging hij er tegenaan. In deze stand had ik 10-14 verwacht, maar er volgde 20-25. Wit heeft de keuze uit 32-28x28 en 30-24x24. Na het gespeelde 30-24x24 heeft zwart een 'een om een', 'twee om twee' en 'drie om drie'. Ik hoopte op de twee om twee, hoewel deze objectief gezien volgens de jongste inzichten niet zo geweldig is voor wit. Schijf 15 staat immers heel erg 'buitenspel'.

In diagram 2 was ik blij verrast met de opmars 16-21-27. Veel meer in de lijn van het spel leek mij 11...10-14. Op 12.37-32 is de ruil 22-27xx26 mogelijk. Dat laat je als wit liever niet toe. Echter na eerst 12.31-26 5-10 13.37-32 ziet de ruil 13...18-23x23 er sterk uit.

 

Wederom een groot aantal vraagstukken. Gisteravond heb ik met Gantwarg mij afgevraagd of wit zijn stand straffeloos centraal kan houden met 39-34 of 41-37. Naast openruilen van de stand kan zwart de aanval openen op schijf 28. De lastigste voortzetting voor zwart is 14.39-34. Wellicht vindt zwart 34-29 gevolgd door 38-32x32 een dreiging en speelt hij 14...13-19 in plaats 14...10-14. Het gevolg daarvan zou zijn, dat het zwarte centrum zo verzwakt is, dat de aanval tegen schijf 28 om tactische redenen niet meer doorslaat. 

Gantwarg vindt 14...10-14! 15.34-29 14-19 16.38-32 27x38 17.43x32 9-14 18.44-39 5-10 19.39-34 19-23 etc. geen probleem voor zwart. Daarom zou wit verder moeten gaan met 14.39-34 10-14 15.41-37 14-19 16.46-41 18-23 17.47-42 23x32 18.37x28 13-18 19.44-39 9-13 20.42-37 18-23 21.48-42 23x32 22.37x28 13-18 23.34-30 en hij lijkt erop, dat wit zijn centrumschijf succesvol heeft gehandhaafd. De in de partij gespeelde ruil 14.28-23 is objectief gezien kennelijk niet zo geweldig, maar er ontstaat een spelbeeld (open Keller), waarmee ik veel ervaring heb.

Zwart neemt in het verdere verloop een aantal beslissingen, die mij erg verbaasden. Het blijkt gezien het partijverloop allemaal te kunnen, maar zelf zou ik de voorkeur geven aan anderen zetten. Zwart ruilde hier 13-19x18. Dat heeft tot gevolg, dat zijn centrum verzwakt wordt. Een van de plannen, waarop hij zijn strategie zou kunnen baseren is het neerzetten van stukken op veld 28 en 23 gevolgd door de aanvalsruil 17-21x21. Om een dergelijk plan uit te kunnen voeren heeft hij al het beschikbare materiaal in het centrum nodig. Het afruilen van een toekomstige randschijf ligt dan niet voor de hand Zelf zou ik blindelings voor 10-14 hebben gekozen. 

In dit soort standen moet je heel voorzichtig zijn met de opmars van schijf 47. Met schijf 8 op 9 zou zwart in het voordeel kunnen komen met 18...22-28 19.31x22? 23-29 20.33x24 10-14 21.22x33 14-20 22.44-40 45x34 23.38x30 5-10 24.30-24 47x20 25.15x24 10-14.

Hier deed wederom de zet 13-19 mij paf staan. Schijf 5 is een (kleine) zwakte. Het oplossen daarvan zou kunnen gebeuren via 21...14-19 gevolgd door 5-10-14. Zo op het oog gezien kan wit daar geen stokje voor steken.

Het gevolg van de opbouw 13-19 is, dat zwart even later het geplande 23...19-24 24.30x19 14x23 niet kan doorzetten. Er volgt dan 25.34-30 (dreigt dam) 10-14 26.30-24 (dreigt 24-19) 23-28 27.26-21 17x37 28.41x23 X. Daarom moest hij eerst nog het tempo 23...2-8 erbij doen. Maar aangezien dat stuk toch die kant op moest viel de schade mee.

 

Wederom een belangrijk moment. Met het gespeelde 30-24-20 wordt het aanvalsplan 23-28, 3-8 en 17-21x21 voorgoed onmogelijk gemaakt. Maar het moge duidelijk zijn, dat dit zwarte plan ook om andere redenen niet bijzonder realistisch is. Je moet b.v. verweer hebben tegen 48-43, 41-37 en 38-32x32 met schijfwinst.

Een tweede voordeel van de manoeuvre 30-24-20 is dat de zwarte stukken acht tempi naar voren worden getrokken. Het bezwaar echter is, dat je een stuk kwijt raakt voor de omsingeling. Wanneer je evenwel niet 28.30-24 speelt, dan is het na 28.49-44 12-18 langdurig niet meer mogelijk in verband met de hergroepering 13-19x9 (sterke formatie 3, 9, 14). In een correspondentie partij kun je zo'n belangrijke kwestie beter uitspitten

In diagram 10 dreigt enigszins 23-29x29. Dat kun je eruit halen met 34-30. Alleen moet je je afvragen of je goed genoeg staat om zulke in principe slechte zetten eruit te halen. Na de partij heb ik de stand met mijn tegenstander, Rob Clerc en Anatoli Gantwarg doorgenomen. De laatste is met mij van mening, dat de variant (31.48-43) 23-28 32.43-39 18-23 33.34-30 12-18 34.39-34a 28-32 35.38-33b 23-28 36.49-44 28x39 37.44x33 18-23 minder is voor wit. Hierin zitten een aantal ondervarianten, die al direct uit zijn. Bij b is 35.49-43 23-28 36.34-29 11-16 37.29-24 13-19 dik verloren. Bij a geldt hetzelfde voor 34.38-33 11-16 35.49-43 6-11 en wit heeft een nijpend gebrek aan geschikte zetten. 

Het schijfoffer uit de partij werd gespeeld als winstplan voor zwart. Daar komt dus niet veel van terecht. In diagram 11 komt ook 41.28-32 42.38x27 16x27 wellicht in aanmerking als remisepoging. Na 43.39-33 12-18 44.33-28 14-19 45.28-22 27-32 46.22x24 32x43 47.24-19 43-49 is evenwel 48.41-36 nog een idee om verder te komen. Het partijverloop is veel duidelijker. In het resterende eindspel kan zwart zelfs schijf 4 missen. Schijf 15 is te ver opgerukt. Zinvolle vangstellingen ontstaan alleen als schijf 15 nog naar 24 kan.