Schiedam - Het eerste kampioenschap van het seizoen 2006/2007 is binnen. Afgelopen dinsdag won het eerste van het tweede in Vlaardingen voor de clubcompetitie van de WHDB en werd met een 100% score drie ronden voor het einde voor de concurrentie onbereikbaar. Het gerucht gaat dat er twee flessen champagne in de ijskast staan. Na afloop van de wedstrijd van Stigt Thans - CRR1 op vrijdag 19 januari is iedereen welkom om dit heuglijke feit te komen vieren. Ondertussen moest het eerste voor de landelijke competitie naar Hengelo. Een hele reis en het werd slechts 11-9. Tegenstander Maas het 't Hoog vocht met slechts twee wedstrijdpunten voor de laatste kans om in de ereklasse te blijven. Opmerkelijk dat een dergelijk goed team niet wat gemakkelijker scoort tegen zwakkeren.

Peter van der Stap zat niet erg in de wedstrijd. Reeds na een half uurtje spelen werd algemeen voor zijn leven gevreesd. Dat bleek terecht, want hij was veruit het eerste klaar. In diagram 1 staat zwart een straatlengte naar voren, maar als compensatie staat zijn voorpost onder druk. Hoewel je je in het licht van de onderstaande varianten daarbij natuurlijk kunt afvragen of de witte schijf 47 niet beter op 46 staat.

Wit dreigt met 33-29 gevolgd door 35-30 en 37-32 de voorpost onder de voet te lopen. Ik was hooglijk verbaast over de voortzetting 17...7-12. Veel logischer lijkt 17...8-12 met een extra verdediger op de korte vleugel. In diagram 2 ging wit verder met 18.35-30. Dat had tot gevolg, dat er na 18...23-28 geen geschikt tempo is om te laten slaan.

Het schijnoffer 18.33-29 23x34 19.35-30 kan dank zij de enorme ontwikkelingsvoorsprong beantwoord worden met 19...14-20 20.25x23 34x25 en er is niets aan de hand. Het tempo 18.35-30 23-28 19.44-40 28x39 20.43x34 18-23 21.40-35 13-18 is geen vetpot. Op 22.37-32 kan de coup napoleon ingeleid met 22...17-21 23.26x28 18-22 etc. altijd prijs. 

Het blijft een merkwaardige stelling. Zwart staat zo verschrikkelijk ver naar voren, dat van alles als verdediging speelbaar is. In diagram 3 werd hij verrast door 22...14-20 23.38-32 27x38 24.42x33 en hij had wat tochtgaatjes in de stand. De verdediging 22...17-21 23.26x17 12x21 24.31-26 14-19 (Truus) 25.26x17 28-32 26.17x28 32x43 27.49x38 23x43 28.42-38 is alleszins speelbaar voor zwart.

Truus is dol op zulke idiote stellingen. Na 22...17-21 23.26x17 12x21 komt ze met de variant 24.48-43 21-26 25.38-32 27x38 26.43x32 11-16 26.49-43 15-20 27.43-38 8-13 28.38-33 22-27 29.33x22 27x38 30.42x33 18x27 31.29x9 27-32 en het gaat wel weer voor zwart. De laatste witte zet 22.33-29 is kennelijk niet de beste. Maar 22.49-43 8-13 23.34-29 23x34 24.39x30 28x39 25.43x34 13-19 26.44-39(of?) 18-23 27.37-32 22-28 28.31x33 23-29 29.33x13 12-18 30.13x22 17x46 is het ook niet helemaal.

In diagram 4 zoekt ook Truus alleen nog maar naar een offer, dat nog wat tegenspel biedt. De ruil 24...20-24 is een poging op een beschaafde manier een schijf te geven. Na 24...8-13 volgt 25.26-21 en 31-27 X. Op 24...17-21 25.26x17 12x21 26.31-27 zie je je stuk ook niet meer terug.

 

Alexander Schwarzman moest tegen Egbert van Hattem. Tussen hen gaapt een gat van 400 elo punten. Wit is in vroeg stadium naar veld 15 gegaan. Voorlopig doet dit stuk niet meer mee. Strategisch gezien komt zwart dus goed uit de opening en dat blijft zo gedurende een goed deel van de partij. Hij verliest de strijd pas als het op realisering van het voordeel aankomt. Een bekend probleem, waar ik zelf ook vaak last van heb.

In diagram 5 neemt zwart de dubbele ruil 10...23-29xx30 en isoleert daarmee het randstuk op veld 15. In principe een goed plan ware het niet dat zwart daarvoor een 'prachtig' centrum moet opgeven. Een ander idee is de herhaalde achterloop over veld 22 of de breekactie 17-21 gevolgd door de opmars 11-17-22. Schijf 5 staat dan beter op de andere vleugel. 

 

In diagram 6 speelt zwart nog steeds met een stuk meer. Het is alleen de vraag hoe het verder moet. Er dient voorkomen te worden, dat wit ongewenste tactische initiatieven ontplooit op de korte vleugel. Schijf 10 zou beter staan op de andere vleugel. Zelf zou ik beginnen met het centrum te consolideren als voorbereiding tot het klassieke uitspelen van de stand via verovering van de controle over veld 26. Zwart gaat verder met 24-30 en 19-24x13. Het driehoekje 35,30,25 is minstens zo bezwaarlijk als de buitenspel staande witte schijf 15.

Langdurig blijft hetzelfde thema gehandhaafd. Nog steeds doet schijf 15 niet mee. Er dreigt klassiek uitspelen van de stelling en wit lijkt niet voldoende tempi te hebben om dat gevecht te winnen. In de partij speelt zwart 1-6 en 2-7-11. Dat heeft het voordeel, dat zijn tegenstander geen kans heeft zich te bevrijden aan de lange vleugel, maar doet niets aan de controle over veld 22. Beginnen met 33...2-7 ligt iets meer voor de hand. Ook zou ik kijken naar zetten als 13-18. Hoewel het dan na 33-29 wel erg wildwest wordt.

In diagram 8 gaat wit verder met 48-42-37 als dat nog kon. Aangegeven werd dat 39.31-26 12-17 met de dreiging 17-21 en 13-18 resp. de afwikkelingen ingeleid met 19-24 niet kansrijk is voor wit. Wellicht zelfs verloren. Links de cruciale stand van de partij. Wit had zich iets meer voorgesteld van de afwikkelingen, die nu mogelijk zijn. Op slag remise is 43...13-18 44.22x4 23-29 45.33x13 14-20=. Ook de partijvariant biedt nog aanzienlijke tegenstand. Drie stukken achter is echter erg veel.

In diagram 10 is 52...25-30 53.34x25 48x45 een betere verdediging. Na bijvoorbeeld 54.10-4 moet zwart voorzichtig blijven in verband met vangstellingen. Zetten als 45-50? (29-24 X) moet je niet spelen. Maar de damafname 54...45-40 55.23-18 is bijvoorbeeld ontoereikend. Na 55.44-39 breekt schijf 35 wellicht door naar een tweede dam, hoewel zwart uiterst behoedzaam moet manoeuvreren om ondertussen de andere dam niet weer kwijt te raken in een van de vele vangstellingen. Het optimisme over de zwarte remisekansen in dit eindspel van de heren grootmeesters deel ik daarom niet helemaal.

Rond 1975 propageerde Ton Sijbrands het halve open klassiek als een methode om kansen te scheppen. Enthousiast werd de ene partij na de andere met 1.31-27 geopend. Het werkte wel aardig in het begin. Op een gegeven moment kwam Aad Ivens met het idee om met het ruiltje 17-22x21 eerst een stuk van de korte vleugel te ruilen alvorens veld 23 te bezetten. Zwart heeft als gevolg daarvan een compleet stuk meer aan de andere vleugel.

Zelf heb ik in deze stand tegen Ton Burgerhout een aantal malen het ruiltje 4.37-31 26x37 6.42x31 gespeeld met een Tsjizow vuist. Als zwart niet oplet, dan komt hij een groot aantal tempi achter in ontwikkeling: 1.33-28 17-21 2.39-33 21-26 3.31-27 11-17 4.37-31 26x37 5.42x31 19-23 6.28x19 14x23 7.44-39 10-14 8.47-42 5-10 9.41-37 7-11 10.34-30 20-25 11.46-41 25x34 12.40x29 23x34 13.39x30

Het aansturen op half open klassiek, zoals Sven doet in de partij tegen André Nijmeijer geldt als 'speculatief'. Objectief gezien zou wit moeten kijken naar 4.44-39 17-22 5.28x17 12x21 8.50-44 7-12 9.33-28 19-23 10.28x19 14x23 11.38-33 10-14 12.32-28 met hergroepering. Wit staat dan zes tempi achter in ontwikkeling, maar heeft een 'mooie' stand. Toch blijft de zwarte stelling met zoveel ontwikkelingvoorsprong de voorkeur verdienen

Het voortzetten van de half open klassieke omsingeling zou kunnen gebeuren met 10.34-30. De gespeelde zet 10.35-30 van Sven is wederom speculatief. Na 10...20-25 verdient zou zwart best eens goed kunnen staan. Het doorzetten van de Roozenburg met 11.33-29 is niet goed mogelijk. Hergroeperen met alsnog 11.32-28 is door de bindingen op de korte vleugel eveneens niet van gevaar ontbloot.

Truus speelt na 35-30 20-25 inderdaad 11.32-28 gevolgd door 37-31x32 en 36-31 en het consolideren van de korte vleugel opsluiting is lastig. Na 11.33-29 1-7 komt Truus wederom met 32-28x38. Volgens mij heeft zwart dan wel een mooie omsingeling. Bij nader inziens verdient het gespeelde (19.35-30) 14-19! toch de voorkeur.

 

In diagram 3 een belangrijk moment. Zwart heeft ten opzichte van de hoofdvariant een schijf meer op de lange vleugel. Meestal wordt in dit soort standen de opbouw 5-10-14 genomen. Er zit dan een dam in met 27-22, 30-24 en 40-34x5. Deze dam gaat er met voordeel vanaf. Ook de dam 37-31x22 gevolgd door 30-25 komt niet in aanmerking. Na 13...5-10 14.30-25 10-14 komt wit aan de korte vleugel moeilijk verder. Als het klassiek wordt (33-28), dan heeft zwart duidelijk voordeel.

In diagram 4 heeft wit langdurig nagedacht. Het alternatief voor het gespeelde 18.43-39 is de opbouw 42-38, 47-42 en 33-29x29. Een belangrijke variant is dan 18.42-38 5-10 19.47-42 10-14 20.33-29 24x33 21.38x29 23-28 22.32x23 19x28. Wit mag niet opvangen met 42-38. Na 23.29-24 21x32 24.42-38 6-11 25.38x27 11-17 ontstaat interessant spel. Een andere kwestie is de stormloop op schijf 27 via 18.42-38 7-11 19.47-42 12-17 20.33-29 24x33 21.38x29 17-22 etc.

Zwart staat in diagram 5 uitstekend. Hij moet evenwel rekening houden met combinaties vanaf veld 40. De meeste zwartspelers worden daar zo zenuwachtig van, dat ze besluiten te ruilen met 24-29 en 28-23x20 met het gevolg dat ze van de regen in de drup komen. Zodra de witte lange vleugel los is, komt de beschadigde zwarte lange vleugel in verhevigde mate onder druk te staan. Niet speelbaar in diagram 5 is 21...10-15, vanwege 22.37-31, 44-40 en 42-38x7. Wel sterk in aanmerking komt 21...11-17. Er ontstaat dan een ingewikkelde klassieke stelling, die niet minder voor zwart hoeft te zijn.

Diagram 6 is een treffende illustratie van wat er kan gebeuren als zwart aan het ruilen slaat en de witte lange vleugel loskomt. Zwart speelde direct 25...10-15. Op 25...11-17 volgt 26.30-24, 25-20, 28-22 en 36-31x5 X. In de partij gaat wit proberen de vijandelijke lange vleugel op te sluiten. Echter als dat er niet in zou zitten, dan is een afwikkeling als 28-23, 30-24 en 36-31x34 ook al verschrikkelijk voor zwart. De aanval tegen zijn lange vleugel blijft gevaarlijk, terwijl een tegenaanval van heel ver moet komen, omdat wit nog alle steunschijven heeft.

Vandaag moest ik tegen Wytze Sytsma. Deze had kennelijk een remiseopdracht. De eerst dozijn stukken gingen er vlot vanaf dank zij zijn bemoeienis. De Dumont opening speel ik wel vaker om een klein voordeeltje te verwerven. In principe is het natuurlijk een mindere opening voor zwart, omdat wit gratis een stuk van de lange vleugel kan ontwikkelen. Vrijwel geen enkele witspeler (ook grootmeesters) proberen dit voordeel te consolideren. In de diagram volgt vrijwel altijd 4.34-29 in plaats van het logische 4.31-27.

De stand rechts heeft zich ook kunnen voordoen in mijn partij uit de vorige ronde tegen Salome. Alle gelegenheid bestaat voor wit om tot goed en interessant spel te komen. Na 12.44-40 10-15 13.50-45 dreigt vanwege het poortje 4/15 vroeg of laat de zet 39-34 zonder dat de bomzet met 24-30 mogelijk is.

Dat legt enorme beperkingen op aan het zwarte spel. Daarom zal zwart graag zijn stand willen corrigeren met de manoeuvre 13-18, 9-13 en 4-9. Maar dat geeft wit weer allerlei mogelijkheden om de lange vleugel opsluiting gestalte te geven. Naast 39-34-29x29 kan ook 40-34-29x30 overwogen worden. Een ander idee is 12.46-41 13-18 13.41-37 9-13 14.39-34 10-15 15.34-30 4-9 of ook 15.34-29 23x34 16.44-39. Het ruiltje 12.33-29 is daarom geen goede en logische voortzetting.

Na dergelijke afbraakacties zit je wel een beetje met de vraag wat verder te doen. Je kunt de zwarte lange vleugel 'mooi' maken met het ruiltje 20-24x24. Echter als wit erin slaagt de aanval over veld 29 te realiseren, dan blijft er weinig van dit moois over. Ook kun je de terugruil 39-33, 29-24 gedwee over je laten komen. Je krijgt dan wat ontwikkelingsvoorsprong en misschien kan er dan nog iets geboren worden uit de aanval tegen de witte lange vleugel. Aangezien ik niet hoefde te winnen, besloot ik wederom op klein voordeel te spelen. 

In diagram 3 kan zwart op twee manieren de druk verder opvoeren t.w. met het rustige 1-7 uit de partij en met 19...11-17. De consequentie van de laatste zet is, dat op (19...11-17) 20.31-26 de uitstoot 20...21-27x27?!? moet.

 

De partij blijft een ideaal voorbeeld voor de masterclass van Anatoli Gantwarg in Delft, waarvan ik zojuist terug van ben. Er waren een twintigtal deelnemers van allerlei verenigingen uit de buurt. Hij had het over met ontwikkelingsvoorsprong ondersteunde activiteiten om de stelling van de tegenstander te beschadigen. In diagram 4 kan wit ook 23.31-27 spelen. Dat verhindert zwart rustig verder te bouwen aan de korte vleugel. Ik was dan van plan via 23...18-22 24.27x18 13x22 25.28x17 11x22 nog eens vier tempi ontwikkelingsvoorsprong te pakken. Daarmee moet er toch iets mogelijk zijn tegen de witte lange vleugel en centrum.

In diagram 5 dreigt zwart serieus druk uit te oefenen tegen de witte lange vleugel. Echter direct 25...17-22 26.28x17 11x31 27.36x27 6-11 28.33-28 11-17 faalt op het zetje 29.27-22, 28-23 en 37-32x11.

Op het langzame 25...17-21 kan de twee om twee terug. Zwart is er niet echt blij mee, maar de druk blijft. Na 25...17-21 is 26.50-45 12-17 27.37-31 26x37 28.42x31 21-26 27.27-21 26x37 28.21x23 19-24-29 X gewonnen. Op 25...17-21 26.44-40 is direct 26...12-17 verhinderd door 37-31x31. Via 26...20-24 kan deze dreiging opnieuw aan de orde gesteld worden. Na 27.34-29? 12-17x24 is 37-31x31 verhinderd. Op 27.50-45 14-20 blijft de dreiging 12-17 wit boven het hoofd hangen. De terugruil 26.27-22 en 28-23 is daarom nog niet zo onlogisch.

In diagram 6 is het duidelijk, dat de overval van de witte lange vleugel niet gaat lukken. Bijgevolg moet er vroeg of laat gehergroepeerd worden met 21-27x17. Wit speelde 31.33-28. Dat blokkeert de verdere aanval. Direct 31...12-17 is verhinderd, terwijl na 31...20-24 32.31-27 12-17 de afwikkeling 33.28-22x12 niet bijzonder aantrekkelijk is voor zwart. Ook werd aangegeven na de partij, dat op 31...20-24 de reactie 32.34-30 redelijk effectief is. Een alternatief voor 31.33-28 is 31.32-28. Zwart kan dan niet hergroeperen. Na 31...12-17 32.37-32 26x37 33.42x31 21-26 34.32-27 26x37 35.27-22 18x27 36.28-23x42 is niemand blij. Maar zeker zwart niet met zijn nu nutteloze formatie 6,11,16,17.

De stand in diagram 7 is hoewel gedund nog niet helemaal uitgewoed. De makkelijkste remise voor wit is 36.37-31 21-26 37.38-33 26x37 38.42x31. Na 37.39-33 26x37 38.42x31 17-21 39.31-26 11-17 40.36-31 18-22 41.31-27 wordt het nog wel wat voor zwart. Na het gespeelde 36.50-44 18-23 dreigt 21-27. Dat kan op drie manieren gepareerd worden t.w. 39-33, 38-33 en 48-43. Na 37.39-33 9-14 dreigt wederom 21-27 met dam naar 50. Via 38.33-29 kan dat probleem redelijk bezworen worden. Truus adviseert daarom 37...20-24 38.34-30 21-26 met kansen.

In diagram 8 beschikt zwart over de zetten 15-20 en 9-14. Na het gespeelde 38...9-14 is de achterloop 39.33-29 verhinderd door de plakker 21-27 X. Het schijnoffer 39.34-29 23x34 40.39x30 25x34 41.44-39 is best een probleem. Na 41...15-20 42.39x30 13-18 43.33-29 is het plat. Daarom moet zwart remise maken met 21-26 en 17-22x22. Na 38...15-20 39.33-29 13-18(?) 40.43-38! is Leiden in last. Op 40...21-26 volgt 41.37-31 en 39-33 X. Na 40...20-24 41.29x20 15x24 42.35-30 14-20 43.30-24 20x49 44.38-33 49x27 45.28-22!! 17x28 46.33x4 gaat zwart wellicht ook verliezen.

In diagram 9 remise gegeven, hoewel er nog kansen zijn. Voor de hand ligt de variant 43.42-38 17-22 44.28x17 11x31 45.36x27 20-24 46.33-28 24-29 47.44-40? (Truus komt met 30-25 en 28-22) 6-11 48.40-34 29x40 49.35x44 23-29 50.44-49 18-23 en het is nog steeds aan alle kanten remise. 

 

Anatoli Gantwarg mocht tegen Jeroen Goudt. De geboekte overwinning was erg belangrijk, nadat Dirk van Schaik zijn vlag had laten vallen op de 49ste zet (telfoutje). De opening 1.34-29 19-23 2.33-28 23x34 3.39x30 is bedoeld om zo snel mogelijk een verstoring van het tempo evenwicht te bereiken. Grootmeesters zijn tot alles bereid om in vroeg stadium druk op te bouwen. Ook al gaat dit ten koste van de stand. De slag naar 30 in plaats van het bekendere 40x29 is bedoeld om zwart via 20-25 te verlokken nog eens twee extra tempi af te staan.

In diagram 1 het resultaat na de 13e zet van wit. Wit heeft vijf zetten voorsprong. In een soortgelijke stand tijdens het blindwereldkampioenschap heb ik in Georgiev - Schwarzman zwart veld 10 zien dicht maken. Alvorens de aanval op schijf 22 in te zetten. Hier zijn de omstandigheden beter. Een vervelende variant voor wit is wellicht 13...5-10 14.45-40 12-18 15.47-42 18x27 16.37-31 26x37 17.42x22 8-12 18.49-44 13-18x8x32 etc. hoewel wit dan nog steeds negen zetten naar voren staat. In de partij speelde zwart 13...11-17x7? en wit bleef erg ver naar voren staan. Veel logischer lijkt 11-17x17 met kansen tegen het witte centrum.

De manoeuvre 17...11-17 18.28-22 in diagram 2 zullen weinigen eerder gezien. Kennelijk dient het voorzichtiger 7-12 gespeeld te worden. Na 18.28-22? 18x27 19.33-28 12-18 20.37-31 26x37 21.42x22 18x27 22.41-37 13-18 moet wit nadeel accepteren om zijn stuk te redden. Overigens is Truus niet echt enthousiast van de manoeuvre 11-17 28-22, 39-33, etc. Opgemerkt wordt dat na 8-12-18 wit wederom naar de rand moet om zijn stuk te redden. Echter volgens Truus is 17...11-17 18.28-22 17x28 19.33x22 18x27 20.39-33 8-12 21.33-28 13-18 22.37-31 26x37 23.42x13 9x18 een manier om kansen te scheppen tegen schijf 28.

In diagram 3 probeerde zwart wanhopig zijn lange vleugel te ontwikkelen met 18-23 en 14-20x20. De achtergebleven schijf 5 is natuurlijk jammer, maar rechtvaardigt niet zoveel wanhoop. Wit staat 9 zetten naar voren. Maar veel van deze tempi zitten in het klaverblaadje 25,30,35. Een tempoklassiek gevecht hoeft zwart niet te vrezen. Er is geen aanknopingspunt voor de witte aanval op de velden 16 of 6. Schijf 45 is achtergebleven. De witte stand heeft daardoor niet helemaal de juiste 'richting'. De opmars naar veld 17 ligt voor de hand. Zwart zou dan best eens goed kunnen staan.

Wederom komt zwart met een desperate actie. Zijn stand is in diagram 4 erg zorgelijk. De bedoeling van het gespeelde 34...23-29 35.30-25 10-14 36.32-28 was natuurlijk 36...29-34 37.44-40 24-29 38.33x24 20x29 39.35-30? 29-33! Echter hij ontdekte kennelijk het probleem 39.38-33 toen het al te laat was. Er ontstaat dan een bizarre positie. Schijf 38 is verdwenen achter een scherm van stukken. Wit staat enorm ver naar voren en dreigt door de zwarte lange vleugel te breken met 45-40-34-30 etc. Toch had hij dit maar moeten proberen, want het partijverloop is nog veel erger.

Desgevraagd verteld Alexander Schwarzman, die op een van onze computers aan het internetten is, dat 34...10-14 35.33-28 'natuurlijk' niets is, omdat zwart nooit loskomt met zijn lange vleugel. Als de drie schijfjes op de korte vleugel op 1, 2 en 7 'op' zijn, dan is het gebeurd. Tsja...

Rob Clerc moest met zwart tegen Gabriël Heerema. Zelf mocht ik eens ondervinden, dat deze speler goed op de hoogte is met de strategieën, die Tsjizow en Georgiev toepassen om aan de punten te komen tegen collega's. In diagram 1 staan te contouren van de zogenaamde Tsjizow vuist op het bord. Gantwarg had het er vandaag over in zijn masterclass.

Wit wil dat de situatie aan de lange vleugel en in het centrum blijft zoals het is, terwijl hij met de korte vleugel een aanval inzet op de zwarte lange vleugel. Het doet er niet toe of de vleugel daadwerkelijk bezwijkt of slechts immobiel wordt. Zodra er niet meer gespeeld kan worden aan de zwarte lang vleugel moet zwart of over veld 22 of veld 21 iets doen op de andere vleugel. Het gevolg daarvan is, dat wit al ruilend ook daar steeds verder naar voren komt en omsingeling krijgt tegen het zwarte centrum

 

Ron Clerc is natuurlijk op de hoogte van deze tactiek. Hij slaagt erin om deze opzet redelijk te doorkruizen en de punten 23 en 24 onder controle te houden. In diagram 2 is de verdere voortzetting van de aanval tegen het zwarte centrum inderdaad tot staan gebracht.

 

In diagram 3 is het openen van het centrum met klassieke middelen eveneens onder controle. Wit vervolgde met 31-26. Zwart liet slaan met 7-11x31 en kreeg druk tegen schijf 28 dank zij de vrij beschikking over veld 29. Een ander idee voor wit is de uitval 29.27-22 18x27 30.31x22. Na 30...8-13 is 31.22-18 geen dreiging. Wel een idee is 31.38-33. Zowel na 31...13-18x18 als 31...3-8 32.34-29 23x34 33.22-18 komt zwart tot kansrijk spel. 

In diagram 4 heeft zwart inmiddels de druk tegen schijf 28 weten op te voeren. Om meerdere redenen is 45-40 verhinderd. De fraaiste is het zetje 35.45-40 14-20; 29-33, 18-22 en 8-13x45 X. De bomzet 35.27-21 is het niet, omdat zwart naar dam loopt. Het gespeelde 35.48-43 4-9 36.27-22 is daarom gedwongen. Hoewel Truus de voorkeur geeft aan 36.27-21.

Het eindspel ziet er nog dreigend uit voor wit. Maar met zijn laatste zet 52.44-40 dwingt hij de beslissende verzwakking af om het eindspel remise te kunnen houden. Zwart kan niet doorlopen met 52...33-39, vanwege 53.30-24 29x20 54.40-34 en remise. Na het afgedwongen 52...19-23 ontstaat er een poortje, waarvan wit later profiteert voor de opmars 30-24-19. Later offert wit na damhalen op 49 schijf 40. In de analyseruimte waren we van mening, dat de plakker 16-11 ook voldoende is. Het resulterende vier om twee eindspel met drie losse stukken is gewoon te moeilijk.