Schiedam - Vandaag hadden we de grote kaskraker Hiltex - van Stigt Thans, die dat niet meer was, omdat Meurs vrijwel onbereikbaar is. Wederom verliep de wedstrijd aanvankelijk behoorlijk gunstig voor ons. Anatoli Gantwarg en Alexander Schwarzman gingen winnen. Zelf stond ik eveneens verschrikkelijk goed, terwijl Ron Heusdens tegen Johan Bastiaannet leek te gaan toeslaan. Helaas werd te weinig van dit voordeel gerealiseerd en hield Anton van Berkel het niet droog tegen de wereldkampioen Alexei Tsjizow, terwijl Dirk van Schaik wederom in een situatie van: "Net wel of net niet door de vlag" terecht kwam tegen Kees Thijssen. Hij verloor in vliegende tijdnood in een waarschijnlijk reeds verloren stand door een zetje.

Gantwarg overmeesterde Michiel Kloosterziel. Dat gebeurde vanuit een opening die Anatoli wel vaker speelt. Er zijn er inmiddels 242 gespeeld, waarbij zwart 119 keer verder ging met 13-19. In 70 gevallen werd er 23-28 gespeeld. Dat laat naast de afwikkeling 26-21 allerlei scherpe verwikkelingen toe. De zet 6...13-19 staat te boek als het begin van een veel belovende hekstelling voor zwart. In principe hoeft hij weinig te doen om goed te blijven staan.

Dat niets doen bestaat in diagram 2 vooral uit 10-14-19. De zet 10...2-8 lijkt weinig te doen. In vergelijking met andere bekende hekstelingen heeft zwart schijf 8 weten op te lossen, dat zou voldoende moeten zijn. Later krijgt hij spijt van het vroegtijdig opgeven van schijf 2. Zelf heb ik in deze stand wel eens 10...1-7 gespeeld. Het is gewoon handig om de wendingen ingeleid met 16-21 en 22-27 voortdurend bij de hand te hebben. Schijf 2 is een nuttig tempo als er een later een nodig is:

Bronstring,E. - Luteyn,F. Blokken RDG, 21-02-1986
10.41-37 1-7 11.46-41 10-14 12.44-39 14-19 13.30-25 2-8 14.25x14 9x20 15.33-29 23x34 16.39x30 19-23 17.38-33 5-10 18.47-42 10-14 19.42-38 13-19 20.27-21 16x27 21.33-28 22x42 22.31x2 42x31 23.26x37 12-18 24.2x24 20x29 25.50-44 7-12 26.30-25 17-22 27.43-38 11-17 28.44-39 6-11 29.49-43 4-9 30.37-32 11-16 31.41-37 16-21 32.39-33 21-26 33.33x24 14-20 34.25x14 9x29 35.43-39 3-9 36.39-33 17-21 37.33x24 23-28 38.32x23 18x20 39.40-34 12-18 40.35-30 21-27 41.45-40 20-25 42.38-33 27-31 43.36x27 22x42 44.48x37 18-22 45.37-32 1-1

Koning,de,F. - Reiffers,J. GEL-chT, 22-09-1998
10.44-39 1-7 11.41-37 2-8 12.49-44 10-14 13.47-42 14-19 14.30-24 20x29 15.33x24 19x30 16.35x24 23-28 17.39-33 28x39 18.44x33 9-14 19.43-39 5-10 20.48-43 3-9 21.50-44 14-19 22.40-35 19x30 23.35x24 10-14 24.45-40 14-19 25.40-35 19x30 26.35x24 16-21 27.27x16 18-23 28.33-29 23x34 29.39x30 9-14 30.37-32 12-18 31.30-25 14-19 32.44-40 19x30 33.25x34 7-12 34.16x7 12x1 35.38-33 15-20 36.42-38 13-19 37.43-39 8-13 38.31-27 22x31 39.36x27 17-22 40.33-29 22x31 41.26x37 19-24 42.39-33 1-7 43.32-28 20-25 44.29x20 25x14 45.37-32 7-12 46.46-41 6-11 47.41-37 11-16 48.32-27 12-17 49.38-32 4-9 50.27-21 2-0

Ook de partij van Fred de Koning illustreert, dat het spelen van schijf 2 bezwaren heeft. Wit kijkt steeds met een half oog naar veld 24. In diagram 3 is het zetje 16...9-14 17.24-19 13x24 18.26-21; 37-32; 38-33 aanleiding tot de verschrikkelijke zet 16...23-28. Het zetje is evenwel veel te duur en wit had het ongetwijfeld niet genomen. Bij doorspelen heeft zwart een goede stand.

In diagram 4 heeft zwart de opmerkelijke zet 13...4-10 gespeeld, wat gevolgd werd door (14.49-44) 14...23-28. Dat dreigt wat. Na het voor de hand liggende 15.39-34 28x39 16.44x33 beschikt zwart naast de afwikkeling 17-21 en 20-24x21 over het vervelende 16...20-25 met korte vleugel opsluiting. Diverse zetjes hinderen dan de witte opbouw zeer. In de partij speelt wit op de aanval na het wegruilen van de vijandelijke voorpost.

Truus is van mening dat in de diagramstand 14...14-19 de aangewezen zet is. Direct daarop komt ze met 15.30-25 en zwart heeft even geen prettige zet. Na 15...19-24 16.25x14 10x19 17.40-34 dreigt 34-29x30. Op 15...20-24 kan 16.25-20 24-30 17.35x24 19x30 18.40-34 en zwart heeft opbouw problemen. Na 15...10-14 16.35-30 17-21 17.26x28 23x21 18.37-32 blijft schijf 5 achter in een verder symmetrische stand.

De conclusie lijkt dat er desondanks nog niet veel aan de hand is, maar dat het best spannend zou kunnen worden. In de partij gaat zwart met grof geweld de halve heksteling en de voorpost op 24 te lijf. Het resultaat is een wat onprettige acht om acht.

Tot vrijwel ieders verbazing blijkt het voordeel voldoende voor de winst. Schijf 6 is natuurlijk een verschrikkelijke schijf. Serieuze mogelijkheden om deze weer aan de strijd deel te laten nemen zijn er nauwelijks. Misschien is het aansturen op een korte vleugel opsluiting via  31...6-11 de beste kans.

Truus komt dan met het nuchtere 32.37-32 17-21 33.31-27 22x31 34.36x27 en dreigt alle centrumvelden in handen te krijgen. Maar het is nog niet zover. Truus komt met 34...9-13 35.38-33 15-20 36.40-34 20-25 en het feest voor wit lijkt een beetje gesmoord te worden. Het alternatief 32.31-26 16-21 laat het zwakke stuk 6 weer meedoen.

Zonder belangrijk overwicht op de rest van het bord is een dergelijke korte vleugel opsluiting zelden voldoende. 'Voorzichtigheid' is alvast geen optie voor zwart. Dan gaat hij gewoon vanzelf ten onder aan het zwakke stuk 6. In diagram 6 dreigt schijf 6 voorgoed buitenspel te komen. Zwart probeert tot tegenspel te komen via het schijnoffer 36...22-28 37.32x23 13-19? Het gevolg is, dat hij op schijf 28 na alle belangrijke punten van het bord verliest. Truus adviseert de tussenzet 37...16-21! en het gaat opeens wel weer voor zwart.

De verschillende grootmeesters waren bijzonder gefascineerd door de resulterende positie. Truus komt nog met de mogelijkheid 40...14-19 41.50-44 15-20 42.27-22 18x27 43.29-23 met eenvoudige winst. In diagram 8 werd nog de variant 44...17-22 45.42-38 22x31 46.26x37 18-22 47.38-32 22-27 48.32x23 16-21 49.39-33 27-32 50.37x28 21-26 51.23-18 26-31 52.18-12 31-37 53.12-8 37-41 54.28-23! aangegeven met dubbele vangstelling. In de partij bijt zwart niet echt van zich af, maar zelf kan men gemakkelijk vaststellen, dat ook na 50...28-33 de damlijn (te) ver is voor zwart.

Alexander Schwarzman had vandaag een lastige tegenstander aan Peter Hoogteijling. Al snel werden de theoretische paden verlaten. Deze stelling werd veertig jaar geleden voor het eerste beschreven door Ton Sijbrands/Philips de Schaap in het boekje 'Beter dammen'. Zijn variant ging verder zoals in onderstaande partij:

Goudt,J. - Groot,de,H. NHO-ch, 14-11-1971
1.32-28 16-21 2.31-26 18-22 3.37-32 11-16 4.41-37 7-11 5.34-29 1-7 6.46-41 20-24 7.29x20 15x24 8.40-34 13-18 9.37-31 21-27 10.32x21 16x27 11.42-37 9-13 12.48-42 11-16 13.37-32 7-11 14.32x21 16x27 15.41-37 11-16 16.37-32 6-11 17.32x21 16x27 18.47-41 2-7 19.34-30 4-9 20.30-25 18-23 21.45-40 23x32 22.33-29 24x33 23.39x37 19-23 24.43-39 23-28 25.39-33 28x39 26.44x33 22-28 27.31x22 28x39 28.49-44 17x28 29.44x22 12-17 =

Indertijd heb ik allerlei afwijkingen bestudeerd, omdat ik er vanuit ging, dat 'iedereen' deze variant kent. Hij is iets beter voor wit, maar het houdt niet over. Diagram 2 is slechts 11 keer voorgekomen. Kennelijk heeft niet iedereen het boekje van Sijbrands uit en den treuren bestudeerd. In diagram 2 wordt vrijwel altijd verder gegaan met 24.43-39. In twee partij werd 24.37-32 gespeeld. Dan zit het zetje 24...22-28 en 23-28 erin. Dat blijft overigens gelijk. Gantwarg speelde met zwart tegen Sadiek de zetten 24.37-32 11-16 25.32x21 16x27 26.43-39 14-20 27.25x14 10x19 28.39-33 7-11 29.41-37 22-28 30.33x22 27x18 en won later.

Dit verloop lijkt gewoon te kunnen. Truus probeert nog 26.41-37 23-28 27.43-39 17-21 28.26x17 12x21 29.39-33 28x39 30.44x33 21-26 31.33-28=. Sijbrands adviseerde indertijd een vlot 20...18-23, omdat het zetje dat Gantwarg versmaadt er anders niet in zit.

Opgemerkt moet worden, dat een aantal zetjes nodig zijn om de zwarte voorpost te kunnen handhaven. In diagram 3 kan wit niet doordrukken met 20.41-37 vanwege het zetje 20...18-23 21.37-32 24-29 altijd prijs. Dit zetje is belangrijk in menig Roozenburg. Recentelijk kreeg ik een bijzonder exemplaar op het bord:

WK 185:Frits Luteijn - Jenne Bootsma

01.33-29 19-23 02.35-30 20-25 03.40-35 13-19 04.30-24 19*30 05.35*24 14-20 06.38-33 09-13 07.42-38 10-14 08.45-40 05-10 09.33-28 04-09 10.28*19 14*23 11.38-33 09-14 12.33-28 17-22 13.28*19 14*23 14.48-42 11-17 15.31-27 22*31 16.36*27 03-09 17.39-33 06-11 18.43-39 17-21 19.40-35 11-17 diagram 4) 20.41-36 21-26 21.44-40 en de partij loopt nog.

 

In de partij werd 20.41-36 gespeeld. Aanvankelijk was 20.44-40 de bedoeling met als pointe 20...10-14 21.33-28 14-19 22.27-22 en wit komt een schijf voor. De reden om van 20.44-40 af te zien was de mogelijke reactie 20...17-22 en de broodnodige aanval tegen schijf 23 komt niet meer rond. Na 20.41-36 17-22 21.46-41 22x31 22.37x17 12x21 23.33-28 9-14 24.28x19 14x23 25.42-37 dreigt 24.32-27. Op 23...21-27 24.32x21 16x27 25.37-31 27-32 26.47-42 gaat schijf 32 verloren.

Voor Sijbrands zich ermee ging bemoeien was de 32-28 16-21 opening een parti Bonnard opening. Het is geen geweldig exemplaar ervan. Zelf ging hij eens fraai mee ten onder:

Sluis,van der,W. - Sijbrands,T. NLD-ch, 17-04-1965
1.32-28 16-21 2.31-26 18-22 3.37-32 11-16 4.41-37 7-11 5.34-29 20-24 6.29x20 15x24 7.37-31 21-27 8.32x21 16x27 9.40-34 1-7 10.46-41 10-15 11.42-37 11-16 12.48-42 7-11 13.37-32 16-21 14.41-37 13-18 15.45-40 9-13 16.34-30 5-10 17.40-34 3-9 18.28-23 18x40 19.33-28 22x33 20.38x20 14x34 21.31x22 17x28 22.32x5 2-0

In diagram 1 wordt 6.45-40 van Peter Hoogteijling het meest gespeeld. Ook in de variant 6.46-41 13-18 zie je vaak 7.45-40. De varianten van Ton Sijbrands zijn dan niet meer mogelijk. Maar dat is nog geen reden tot juichen voor zwart. In diagram 5 heeft Alexander zojuist 11...13-18 gespeeld. Hij gaat er vanuit dat de afwikkeling 12.26-21 iets beter voor zwart is. Hij was niet echt blij met de witte reactie: 12.40-34! Hij is nu gedwongen allerlei verschrikkelijke zetten te spelen, vanwege het zetje 23-28 en 33-28 X dat kan volgen op 9-13 nu en later.

Een andere opmerking, die gemaakt werd na een nachtje slapen door Alexander (in diagram 6 voor 15.34-30) is dat 15.44-40 9-13 16.50-44 4-9 17.42-37 (damzet 25-20 werkt niet, vanwege de tegencombinatie naar 45) 27-32 18.38x27 24-29 19.34x23 18x38 20.27x7 38-42 21.47x38 8-12x42 etc. een schijf verliest voor zwart. Truus merkt op dat de afwikkeling niet echt gedwongen is en dat 15-20 soms nog een zet is. Dat geldt ook voor meerdere momenten in de partij.

De witspeler had in dit stadium van de partij ongetwijfeld allerlei dollartekentjes in de ogen. Zwart heeft inderdaad een stel verschrikkelijke zetten gespeeld op de lange vleugel om het zetje 28-23, 33-28 tegen te gaan. Zwart moet haast maken met de aanval tegen schijf 28. Als hij een tempo wacht, dan komt het er niet meer van. Er dreigt namelijk (15...9-13?) 16.39-34 4-9 17.44-40 18-23 18.50-45 23x32 19.41-37; 25-20 en 38-32 met dood een verderf. Varianten op dit zetje blijven voortdurend een rol spelen en nopen zwart tot de hoogste spoed, wil hij niet verliezen. 

Alexander kwam er vanavond even bijzitten om te voorkomen, dat er allerlei onzin op site terecht zou komen. Hij merkt op dat de afwikkeling 18.33-29 22x42 19.31x13 24x33 20.47x29 9x18 alleen in deze volgorde geslagen goed is voor zwart.

 

In diagram 8 speelde hij 21...3-8. Dat dreigt met 24-29, dat nu voor het eerst eens een beetje beter is voor zwart. Vermoedelijk is ook de zet 21...12-18 nog wel speelbaar, hoewel er natuurlijk zetjes in komen na 22.44-40 18-23 23.50-45 23x32 24.41-37; 47-41; 25-20; 38-32x5x24. Hij  dacht dat zwart na afloop met zijn twee plus schijven zelfs iets beter staat. 

Het partijverloop 22...12-18 23.33-29 etc. is volgens hem beter voor wit. Met een reeks finesses weet hij het spel gaande te houden. Hij was wat onzeker over de vraag of in deze stand ook het betere 22...8-13 zou kunnen. Dat heeft namelijk het enorme voordeel, dat na 23.33-29 geslagen kan worden met 23...22x33 24.29x20 15x24 25.33x20 10-15 26.31x22 15x24. Met schijf 6 op 7 zou het winnende zetje 27.44-39 17x28 28.26-21; 36-31x23x6 erin zitten. Na 22...8-13 23.44-40 12-18-23 zit er volgens hem niets in voor wit.

 

In diagram 10 heeft zwart zojuist 25...8-12 gespeeld. Dat verhindert het positioneel gezien vrijwel beslissende ruiltje 26.34-29 23x34 27.39x30 door het zetje 27...14-19 en 22-28 X. Dit zetje blijft enige tijd een rol spelen.

In diagram 11 maakt wit de vrijwel beslissende fout met 28.50-45? Dat presteert niets tegen de partijafwikkeling. Het is van het grootste belang zwart niet zonder slag of stoot de ruil 17-21 te gunnen. Met 28.38-33! kan wit deze kwestie aan de orde stellen. Als hij het daarna goed speelt volgens Alexander, zou hij moeten kunnen winnen.

De rest van de partij loopt vanzelf. Onder opoffering desnoods van een schijf loopt zwart door de vijandelijke lange vleugel heen. Links en rechts zitten nog een paar grappige finesses. Maar die zijn voor topspelers standaard.

Anatoli en Truus keken nog even naar de stand van diagram 11. De zet 28.38-33 kan wel beantwoord worden met 27...17-21 28.26x17 12x21 29.31-26 9-13 30.26x17 14-20 31.25x5 15-20 32.5x21 20x47 33.17x28 16x27. Opgemerkt werd, dat het verwisselen van de schijven 40 en 50 door 44 en 45 een wereld van verschil maakt voor deze combinatie. Dan kan wit de zwarte dam met schijfwinst afnemen via 28-23 en 43-38x28.

Zelf mocht ik tegen Johan Wiering. We hebben eerder gespeeld. Toen vond hij nog dat de papieren omgekeerd lagen en was hij erg blij met remise. Hij wilde vandaag kennelijk een 'technical game'. Hij zou eens een beetje les moeten nemen bij Gantwarg. Want hij maakt in het middenspel diverse elementaire fouten.

Op het ogenblik volg ik zelf de masterclass van Gantwarg in Delft. Vandaar de wat merkwaardige aanpak van de opening. Om het geleerde in de praktijk brengen, moet je je soms wat opofferingen getroosten ook al leent de stelling zich er niet echt voor.

Zwart speelde hier 11...19-23. Meer voor de hand ligt 11...20-24 12.29x20 14x34 13.40x29 resp. 11...19-24 12.30x19 14x34 13.39x30. De juist reactie op 11...19-23 is sluiten met 12.40-34. Zwart heeft dan geen verweer tegen 47-41 en 32-28xx28 met aanval. Na 11...19-23 12.40-34 6-11 moet wit wel even 13.44-40 inlassen.

Gevraagd en ongevraagd kwamen zo'n twintig jaar aan wereldtitels mij vertellen, dat de stand van diagram 2 'natuurlijk helemaal niets' is voor wit. In de partij speelde ik ook nog het provocerende 17.45-40. Iets beter is 17.34-29 10-15 18.29x20 15x24 19.33-29 24x33 20.38x29 1-7 21.35-30 18-23 22.29x18 12x23 23.30-24x34.

Diagram 3 met schijf 46 op 50 zou nog wel wat zijn voor wit. Het schema 21...18-23 22.29x18 12x23 23.35-30 14-20 24.25x14 9x20 25.39-33 20-24 26.40-35 7-12 27.42-38 4-9 28.47-42 12-18 29.44-39 2-8 30.39-34 9-14 31.33-29 24x33 32.38x29 8-12 is te 'langzaam' voor wit.

De partijvoortzetting 21...19-23, waar ook Truus de voorkeur aan geeft, lijkt mooier dan het is voor zwart. Tijdens de partij heb ik geen echte kansen meer gezien voor hem. Zijn probleem is, dat je van mooi alleen niet kunt leven. Zodra je iets gaat doen met dat moois, dan blijft er weinig van over.

In diagram 4 heeft wit een voorsprong in ontwikkeling van een half dozijn tempi. Speelt zwart over veld 21 of 22, dan worden dat er meer. Speelt hij met de lange vleugel, dan is het mooi van zijn stand. Hij speelde 30...6-11. Een kansje is nog 30...14-20 31.25x14 9x20 en er zitten dammen in ingeleid door 30-24. Deze zijn te duur. Wellicht neemt wit er wel een. Na 32.37-32 etc. staat wit evenwel goed.

In diagram 5 is 34...17-21 al bijna de beslissende fout. De zwarte flank wordt te kwetsbaar en de witte ontwikkelingsvoorsprong nadert het dozijn. Met 34...14-20 35.25x14 9x20 kan hij zich nog staande houden.

 

Diagram 6 gaf aanleiding tot langdurig peinzen door de zwartspeler. Pas na de partij werd mij duidelijk wat het probleem was. Het voor de hand liggende 39...18-22 40.27x18 23x12 kan beantwoord worden met 41.29-24 12-18 42.24-20 15x24 43.34-29. Hij was van mening, dat dat zeer slecht is voor zwart. Schwarzman is met mij van mening dat het wel meevalt. De doorbraak kost een schijf, terwijl zwart de overhand krijgt op de andere vleugel. Een ander idee is 39...18-22 40.27x18 23x12 41.30-24 19x30 42.35x24 14-20 43.25x14 9x20 44.33-28 13-18 en voor zover ik kon zien tijdens de partij, is zwart niet echt in gevaar. Truus weet er ook niets van te maken.

In diagram 7 staat zwart verloren. Er zijn evenwel veel varianten. Dat is nooit mijn 'fort' geweest. Het is geen probleem voor mij als het diep zit tot twintig zetten of meer, maar het uitrekenen van veel vertakkingen, zoals nodig is in deze stand, heb ik nooit onder de knie weten te krijgen. 

Wit dient aandacht te besteden aan de zetten 34-29, 33-29, 33-28 en 26-21. De laatste zet is winnend. Na 43.26-21 27-31 44.21-17 19-23 45.33-29 is het plat, omdat zwart er niet achter kan met 45...31-36. Dat heb ik gezien. Ik maakte mij wat bezorgd over de voortzetting 43.26-21 27-32 44.21-17 16-21 45.17x26 19-23. Echter de tussenloop 46.33-28 32-37 47.28x10 37x46 48.10-5 is op slag uit. Andere zetten zijn remise: 43.33-29 7-12=; 43.34-29 27-32 44.39-34 12-17=

De opstelling met 5...7-12 in plaats van het theoretische 5...8-12 uit de partij Bastiaannet - Heusdens is afkomstig van grootmeesters als Schwarzman. Er zijn er inmiddels 858 gespeeld. Het schijnt de bedoeling te zijn om iets te doen aan de zet 5...8-12 6.35-30 20-25 7.32-28 18-23 waarna het moeilijk is om iets te bereiken met zwart. Echt een probleem kan ik het niet vinden. Wel een probleem is de Roozenburg, die kan ontstaan na 5...7-12. Schwarzman wist mij jaren terug eens de punten te ontfutselen met:

Luteyn,F. - Schwarzman,A. NLD-chT ereklasse, 29-11-2003
1.32-28 17-22 2.28x17 11x22 3.37-32 6-11 4.41-37 12-17 5.46-41 7-12 6.34-29 2-7 7.40-34 19-23 8.45-40 14-19 9.32-28 23x32 10.37x28 20-24 11.29x20 15x24 12.41-37 16-21 13.31-26 11-16 14.38-32 7-11 15.43-38 10-14 16.37-31 1-6 17.47-41 21-27 18.32x21 16x27 19.34-30 5-10 20.30-25 10-15 21.40-34 11-16 22.34-30 4-10 23.49-43 18-23 24.50-45 23x32 25.33-29 24x33 26.39x37 19-23 27.44-39 6-11 28.30-24 14-19 29.37-32 19x30 30.25x34 10-14 31.32x21 16x27 32.34-29 23x34 33.39x30 13-18 34.41-37 18-23 35.37-32 11-16 36.32x21 16x27 37.38-33 12-18 38.42-38 23-28 39.30-24 28x39 40.43x34 18-23 41.48-42 8-12 42.42-37 12-18 43.45-40 23-28 44.35-30 28-33 45.38x29 15-20 46.24x15 27-32 47.37x28 22x44 0-2

Het probleem in Bastiaannet - Heusdens en ook in mijn partij is, dat na het openen van de stelling met 18-23 wit een of meer aanvallers meer heeft tegen schijf 27, dan er verdedigers zijn. Zoals jullie kunnen vaststellen, ga ik tegen Schwarzman iets ambitieuzer te werk, dan Johan Bastiaannet doet. Ik plaag Alexander er nog regelmatig mee. Hij wil mij niet vertellen hoe ik nu precies de winst had moeten pakken. Hij ontkent zelfs, dat hij er is. Volgens Alexander hoort schijf 41 op 47. Een idee is 22.50-45 18-23 23.25-20 met kansen.

In diagram 3 ging Johan verder met 18.50-45. Dat verhindert de achterloop 18...18-23 met 19.26-21 27x37 20.28x6 37-41 21.33-28 en 34-29x46 X. Echter als zwart het eruit haalt met 18.50-45 1-6 dan is Leiden in last.

Na 19.45-40 om de damdreiging naar 5 erin te brengen is 19...18-23 een lastige zet. Na 20.34-30 23x32 21.39x37 zit de doorbraak 21...17-21; 27-32 en 19-24x41 X erin. Op 20.47-41 23x32 21.33-29 24x33 22.37x39 is de witte korte vleugel geen feest. Hij ontkomt er niet aan minstens een keer op te lopen over veld 32. Daardoor wordt de nu nog wat overladen zwarte korte vleugel ontlast. Na 20.47-41 23x32 21.34-29 beschikt zwart over de bekende finesse 21...22-28 22.29x20 10-15 23.31x22? 15x24 24.38x27 14-20 X.

Truus komt in diagram 3 met de mogelijkheid 18.34-29 10-15 19.29x20 15x24 20.39-34 18-23 21.47-41 23x32 22.34-29 4-10 23.29x20 10-15 24.44-40 15x24 25.42-37. Alexander Schwarzman heeft deze stand indertijd bestudeerd. Hij is niet tevreden met simpel 24-29 en hengelt naar groot wild met 25...1-6 26.37x28 16-21 27.40-34? 14-20 28.25x23 24-29 X. Het idee 48-42 en 33-29 is mager. Zelfs in de variant 24.42-37 15x24 25.37x28 1-6 26.48-42 12-18 27.33-29 22x33 28.29x20 19-24 valt dat tegen voor wit.

Zwart heeft zijn tegenstander verrast met de opmerkelijke zet 23...16-21. De voortzetting 24.37-32 is dan verhinderd door 24...14-20 25.25x5 12-18 26.5x28 22x44 en 17x46 X. Ook 24.38-33 is het niet door de damgeef combinatie. Het is al eerder mis. Direct 23.37-32 was ook al verhinderd door de damgeef combinatie 14-20 en 16-21.

In de partij weet wit zich los te ruilen, nadat hij mogelijkheden tot het alsnog spelen van de scherpe zet 37-32 heeft verzuimd. In diagram 5 laat hij zich andermaal bedriegen. Nu door 50...28-32 etc. Aanvankelijk dacht Ron en de analyse ruimte dat de overblijvende stand verloren is. Maar eindspelkenner Johan Bastiaannet moet je in het eindspel tweemaal verslaan. In diagram 6 is het voor de hand liggende 53...19-23 54.34-30 23-29 55.30x19 29x38 56.25-20 38-43 57.19-13 43-49 58.20-14 vrij eenvoudig remise door het offer 13-9 en 14-10 met doorbraak. In de partij werd wat anders geprobeerd en dat hielp dus niet.

Dirk van Schaik moest tegen Kees Thijssen. Deze staat een beetje bekend als 'tovenaar'. In stellingen, waarin niemand iets ziet, staat hij opeens gewonnen. In deze stand speelde Dirk 30...14-20 en kwam in moeilijkheden. Logischer lijkt 30...13-18 31.30-25 9-13. De Coup Royal met 32.27-22 geeft een enorme opruiming. Zwart elimineert schijf 18 en het lijkt remise. Er zijn nog wel wat varianten.

Truus komt met 30...3-8 31.28-22 of 30...13-18 31.30-25 3-8 32.28-22 en het wordt rommelig. Truus merkt op in diagram 2 dat de afwikkeling 33...24-29 waarschijnlijk remise is. Beter is evenwel 33...6-11 34.34-30 4-9 35.48-43 24-29 met een remiseachtige klassieke stand na het aangewezen 36.40-34x44.

 

Het gespeelde 33...3-8 gevolgd door 34...24-29 heeft tot gevolg, dat zwart de controle verliest over veld 24. Truus merkt nog op dat 33...3-8 34.34-30 4-9 35.30-25 9-14 36.48-43 8-12 37.42-37 6-11 38.43-39 11-17 39.39-34 12-18 remiseachtig is.

In diagram 3 kan zwart de ruil 36...15-20 overwegen. Als wit daarna verder gaat met 40-34x34-29x29, dan verliest zwart alle belangrijke punten. Het resultaat is dan slecht tot verloren. Na het gespeelde 36...4-9 laat evenwel zelfs Truus het kopje hangen.

Peter van der Stap had het eveneens zwaar zaterdag tegen Henk Klarenbeek. Gespeeld werd in diagram 4 de wanhopige zet 40.28-22. Daarna is het verdere verloop niet goed meer te volgen. De afwikkeling is natuurlijk erg goed voor zwart. Opgemerkt werd, dat 40.27-22 een alternatief is. Er dreigen zetjes ingeleid met 40-34. Na 40.27-22 21-26 41.22-17 16-21 42.28-22; 40-34 en 44-40x7 wint wit. Truus adviseert 40.27-22 4-10 41.40-34 met compensatie.

Peter merkt op dat schijf 42 op 43 moet staan en dat zijn tegenstander bijgevolg een stuk offerde voor de remise.

Sven Winkel kwam tegen de gevreesde Jeroen van der Akker best aardig uit de opening. Dit is een variant van de Keller. Er zijn weinig situaties bekend, waarin de opsluitende partij er inderdaad in slaagt in de Keller tot een goede korte vleugel opsluiting te komen. Dit leek aanvankelijk een van de uitzonderingen te zijn.

Zwart dreigt zich in diagram 5 te bevrijden met 23-28. Dat is meestal geen vetpot, maar het wint ook niet voor wit. In de partij speelde wit 33-28 en 37-31. Je kunt overwegen 20.46-41 2-8 21.44-39 23-28 22.32x23 18x38 23.43x32 te spelen. Echter dan herhaalt zich het probleem via 12-18-23.

Truus komt nog met het idee 20.33-29 en 20.46-41 2-8 21.33-29. Na 20.33-29 2-7 en 3-9 kan zwart zich bevrijden met 18-22x22 gevolgd door 21-27x27. Op 20.46-41 2-8 21.33-29 23x34 22.40x29 4-9 23.42-38 19-24 24.29x20 15x24 25.38-33 handhaaft wit de opsluiting. Maar zwart heeft een redelijk flexibele opstelling. De dreiging 18-23-28 wordt weer een probleem.

 

In diagram 6 werd 25.38-33 gespeeld. Daarna wist zwart zich te bevrijden met de opmerkelijke zet 25...2-7 en de dreiging 18-22x23. Je vraagt je af of de opmars 46-41-36 niet een aardige methode is om de bevrijdingen over bijvoorbeeld veld 28 voorgoed de kop in te drukken. Truus reageert met 25.46-41 18-23 26.41-36 23-28 en wit staat met lege handen. Na 25.46-41 18-23 is spelen op veld 33 verhinderd door de bekende dammetjes naar veld 46.

Na de bevrijding lijkt wit redelijk te staan. Hij komt evenwel nog in de problemen. De oorzaak daarvan lijkt het ambitieuze 41.33-29. Beter lijkt het rustiger 44-40-34 met controle over het centrum en de korte vleugel. Het blijft evenwel een feit, dat de beide zwarte stukken op de sterke punten van de verdediging t.w. 31 en 21 enorme druk leggen op de witte lange vleugel.

Anton van Berkel moest tegen de wereldkampioen. Dat speelt nooit lekker. Toch is hetgeen gebeurt vanuit deze op het oog volstrekt redelijk positie opmerkelijk. Wit begint met de ruil 44.37-31. Kennelijk heeft dat tactische bedoeling. Hij wil iets doen met 24-19. Het zit er evenwel niet  in en hij staat vervolgens verschrikkelijk. De standaard manier om zulke standen remise te maken is 44.24-20. Zwart kan moeilijk de ruil 15-10x10 toelaten. Ook al zou hij een geschikt tempo daarvoor hebben.

Na het aangewezen 44...13-19 45.30-24 19x30 46.35x24 8-13 47.24-19 13x24 48.20x29 is het een zeven om zeven en dan is het verder niet moeilijk meer. Elke doorbraak is voldoende voor de remise. Voor de hand ligt 48...22-28 49.37-31 26x37 50.42x31 21-26 51.31-27 9-13 52.48-42 13-18 53.42-37 14-19 54.24-20 19-24 55.20-14 24x33 56.15-10 4x15 57.14-9 en de witte dam maakt korte metten met de zwarte overmacht.

Hier bereidde wit met 47.26-21 een doorbraak voor. Deze is wat duur. Tsjizow en Truus geven zet 47.48-42 als betere verdediging. Helemaal duidelijk is het allemaal niet. Na 47...27-32 48.42-37 32x41 49.36x47 14-19 50.24-20 28-33 51.47-42 13-18 52.30-24 19x30 53.25x34 18-23 54.34-30 lijkt wit er op tijd door te gaan. Gisteren werd nog iets anders voor zwart gevonden, dat ik inmiddels al weer lang en breed vergeten ben.