Schiedam - Vandaag had het eerste weer eens een feestelijke wedstrijd tegen DVSB. Op een na wonnen alle aanwezige grootmeesters zowel van ons als van de tegenstander. Zelf mocht ik ook weer eens het zoet van de overwinning smaken. Het tweede deed het wat minder. Via een overwinning op TDV hadden ze zich in veiligheid kunnen brengen. Het werd echter een 9-11 nederlaag, zodat ze de komende weken nog diverse keren aan de bak zullen moeten om zich in de hoofdklasse te handhaven. Morgen is in Delft al weer de vierde Masterclass van Anatoli Gantwarg. Vanaf 12.00 uur laten een aantal ambitieuze en leergierigen dammers zich door hem in de geheimen van het grootmeesterschap onderwijzen.

Alexander Schwarzman had in Laurens Fijn van Draat een gerenommeerde tegenstander, die evenwel nauwelijks van zich af leek te bijten. Pas in het late middenspel werd deze opeens wakker.

Vanuit de diagramstand begon Laurens met de afwikkeling 23-29 en 17-22 aan een avontuur, dat tot ieders verbazing (ook de zijne) remise bleek te lopen. Truus weet achteraf ook geen betere variant voor wit te verzinnen.

De eerste zinvol suggestie om het beter te doen voor wit is diagram 2. Na 32.38-33 18-23? beschikt wit over tal van andere zetten (27-22), dan het in de partij vrijwel gedwongen 33-28.

Diagram 3 toont een tegenwoordig veel gespeelde opening. Zwart heeft met simpele middelen een flink ontwikkelingsvoorsprong verovert. De overgrote meerderheid van de witspelers gaat verder met 8.41-37. Zoals tijdens de Masterclass werd aangegeven, is dat een sjabloon zet, die de greep van zwart op de stelling vergroot. Logischer is direct initiatieven te ontwikkelen met de korte vleugel.

Schwarzman is iemand, die voortdurend zetten speelt in bekende stellingen, waar voorheen vrijwel niemand op is gekomen. Hij komt met de nieuwe zet 8.33-29. Er dreigt dan 29-24 met beschadiging van het zwarte centrum. Zwart blokkeerde dit met 8...8-12(?) en laat wit daarmee een belangrijk tempo voor tegenacties. Waarschijnlijk is 8...6-11 beter. De ruil 29-24 kost toch wel erg veel tempi.

In diagram 4 een thematische stand uit deze opening. Wit dreigt met 29-23 een stuk te winnen. Er wordt hier zowel 20-24x24 als 20-24x25 geruild. De heren grootmeesters geven de voorkeur aan de laatste zet. De ruil 20-24x24 is volgens hen te scherp. Doordat wit hier een tempo eerder is dan normaal en de formatie 16,21,27 nog niet is voltooid, kan hij in de partij met 12.33-28 11-16 13.38-32 27x38 14.43x32 het centrum terugpakken.

Enigszins desperaat probeert zwart het verloren initiatief op de korte vleugel te herwinnen. Het gespeelde 16...7-12 is geen goede zet, vanwege de reactie 17.31-26 met gevaarlijke korte vleugel opsluiting. Beter kan zwart berusten in het feit, dat zijn plan mislukt is en de boel klassiek maken met 16...21-26.

Anatoli Gantwarg mocht met zwart zijn tegenstander Harry Clasquin de theorie overhoren. In diagram 6 staat ongeveer de beroemde positie uit de partij Gantwarg - Drost op het bord, de naamgevende partij voor het Drost-systeem, waarover ik indertijd een boek schreef. De stand is op andere wijze tot stand gekomen, daardoor staat schijf 43 niet meer op 49, waar hij hoort te staan. Een verschil is ook dat schijf 1 reeds op 6 staat.

De stelling is kritiek. Volgens Anatoli kan wit zich in diagram 7 staande houden met 19.38-33 17-22 20.41-36 22x31 21.36x27 12-17 22.47-41 17-22 23.41-36 22x31 24.36x27 6-11 25.50-45 11-17 26.37-31 26x28 27.33x11 16x7 28.27x16. Andere (betere) methoden zijn niet voor handen, omdat schijf 43 op 49 hoort te staan voor de zetjes.

Aangegeven wordt dat 19.39-33 17-22 20.41-36 22x31 21.36x27 12-17 22.47-41 17-22 23.41-36 22x31 24.36x27 6-11 (2-7?) 25.44-39 11-17 26.19-14 10x30 27.29-23 18x29 28.33x35 13-18 een schijf kost. In de varianten met 43 op 49 is wit een zet eerder. Ook zijn er situatie bekend, waarbij 13-18 combinatief verhinderd is door het openstaan van veld 2.

Het zetje uit de partij na 19.40-35 17-22 20.41-36 22x31 21.36x27 12-17 22.27-22 18x27 23.29-23 is indertijd aangegeven door Harm Wiersma, toen hij als eerste de mogelijkheid van het tegenoffer 22.27-22 aangaf. Auke Scholma is er al eens ingelopen. Hier is het zetje verschrikkelijk. Als schijf 6 ergens anders staat, dan kan wit wellicht overleven. Opgemerkt moet worden, dat wit met schijf 43 op 49 van het terughalen van zijn voorposten via de zetten 39-33, 34-30 en 24-20 niet teveel moet voorstellen. Hij verliest veel tempi en schijf 15 wordt opgelost. Meestal wordt het daarna hooguit remise.

Er is een tijd geweest, dat de afwikkeling naar randschijvenspel, zoals in de partij Ron Heusdens - Cees Binnenkade gebeurde als goed voor wit werd beoordeeld. Schijf 45 kan als het nodig is worden afgeruild. Schijf 15 is onaantastbaar. Als wit de strijd op de andere vleugel weet te winnen, dan wordt zwart als het ware gewurgd.

Tegenwoordig ziet men schijf 15 en 25 als twee schijven, die buitenspel staan. Het handhaven van het steunpunt 27 is vaak erg lastig. Voorts lukt het wel eens voor zwart om veld 24 in handen te krijgen. De vroege ruil 9.44-40 van Ron Heusdens wekte alom verbazing. Het zou best eens de oplossing kunnen zijn van veel witte problemen. Alleen blijkt dit niet uit de partij.

De volgende verrassing was 10...17-21 11.32-27 21x32 12.38x27. Dat is inderdaad een manier om het steunpunt 27 te bezetten. Wanneer zwart niets anders heeft dan een stormloop op de lange vleugel, dan zijn wat tijdelijk achtergebleven stukken geen bezwaar. Zou blijken, dat zwart in het centrum en op de andere vleugel initiatieven kan ontplooien, dan is de overladen witte lange vleugel een probleem. Het is mij niet duidelijk wat wit moet doen tegen 12...11-17 13.37-32 14-19 gevolgd door 19-24x24. De terugruil 30-24x34 is mogelijk met hergroepering. Echter nog steeds ligt veld 24 open voor de zwartspeler. 

In een nogal laat stadium gaat zwart in diagram 3 alsnog over tot de ruil 19-24x24. Doordat 3-9 reeds gespeeld is de verdere ontwikkeling van de lange vleugel met 14-19 geen optie. Een stormloop op de witte lange vleugel daarentegen ligt meer voor de hand. Eerst 23...2-7 een daarna 17-21 en eventueel 18-22x22 de witte lange vleugel opruimen lijkt kansrijk.

De zwakte op veld 10 wordt zwart binnen enkele zetten fataal. In diagram 4 wikkelt zwart af met 27...23-28 en 17-21. Dat verliest vrijwel op slag. Na het betere 27...13-19 wordt de achterblijver op veld 10 aardig gecompenseerd door de randschijven 15 en 25. De beste winstkans lijkt 28.44-40. Na 28.38-33 23-29 is zwart los. Op 28.27-22 17x28 29.26-21 16x27 30.31x33 12-17 of 8-13 heeft zwart eveneens tegenspel.

 

Met een vleugje jaloezie in de stem klaagde Arnaud Cordier gisteravond, dat Rob na aanvankelijk afbraakzetten opeens de wilde Roozenburgstelling/korte vleugel opstelling in de schoot geworpen kreeg. Zoiets had hij zelf ook wel gewild. In de diagramstand speelde zwart de trage zet 12...5-10. Wit kreeg toen met wat tactische wendingen de stand weer een beetje los. Logischer lijkt 12...8-13.

Truus geeft aan dat er dan 13.32-28 kan volgen. Na 13...23x32 14.27x38 houdt zwart en overwegende stand. Via 13...21x32 lijkt zwart een stuk te kunnen winnen. Immers 13.30-24 geeft dam op 49. De afwikkeling 13.28-22 18x27 14.37x28 23x32 15.29-23 lijkt nog wel te gaan. Een echte bevrijding kun je het niet noemen na 15...5-10 16.42-38. Wat het verschil is met 12...5-10 13.32-28 is mij niet helemaal duidelijk. De variant 12...8-13 13.42-38 2-8 14.37-31? 21-26 maakt het evenwel een wereld van verschil.

 

In diagram 6 wikkelt wit af met 18.34-29. Dat is geen geweldige zet. Slechts ternauwernood kan hij het materieel gelijk houden. De voorbereidende zet 18.50-44 lijkt een beter idee. Het gaat dan om de vraag hoe het afloopt na 18...14-20 19.47-42. Truus geeft aan dat de bevrijding 19...9-14 20.33-29 24x33 21.39x28 7-12 22.34-29 faalt op 22...25x34 23.27-22 18x27 24.29x7 1x12 25.40x29 12-18 met stukwinst. Echter na andere zetten als 22.34-29? is het bepaald nog geen gelopen parkoers.

De partij blijft vol verrassingen. Wit dreigt in diagram 7 enigszins met 33-29 eventueel voorafgegaan door 27-22. Na 31...13-18 32.27-22 18x27 32.33-28 24-30 is de witte dam wat aan de dure kant. Truus geeft de enkele ruil 31...13-18 32.33-29 24x33 33.38x29 aan als de beste verdediging.

Het schijnoffer 31...23-28 32.33x22 24-30 is gebaseerd op de damgeef combinatie 33.34-29 4-10 34.15x4 2-7! 35.4x18 12x34 36.41-37 34-39 37.22-17 21x12 38.38-33 39x28 39.32x23 8-13 40.45-40 30-35 41.40-34 13-18 met een goed eindspel. De kunst is om de zet 34...2-7! even te vinden.

In diagram 8 heeft zwart een furieuze aanval ontketend tegen de witte korte vleugel. Met een schijnoffer wordt de aanval voortgezet. Waarschijnlijk rekende wit op de variant 35.48-43 30-35 36.43-39 19-24 37.29x20 15x24 38.38-33 24-29 39.33x24 12-18 40.22x13 8x30 41.42-38 en zwart is er niet meer tijdig doorheen. Iets beter is wellicht eerst 35.38-33. Het schijnoffer 35...8-13 36.22-17 12-18? 37.17x26 19-23 kan dan beantwoord worden met 38.27-22. Echter 36...13-18 en 19-23 is wel goed. In plaats daarvan kan ook 35.38-33 8-13 36.29-24 30-35 (of?) 37.22-17 13x24 38.17x19 met remisekansen.

Anton van Berkel heeft ontzettende moeite met degelijke spelers als Waldo Aliar. Wit probeert de boel te forceren en in korte tijd staan de tranen in de ogen. In de diagramstand zijn een aantal zetten mogelijk. Normaal is 3.37-32. De zet 3.35-30 wordt wel gespeeld en ook 3.31-27 komt in aanmerking.

De ruil 34-29x30 wordt nooit op dit moment gespeeld. In een later stadium zie je de ruil vaak. In de partij zie je waarom. Doordat zwart geen zetten heeft gedaan op de lange vleugel kan hij vanuit de korte vleugel alle kracht op de aangevallen vleugels gooien.

Waldo gaat uiterst degelijk verder. Zijn stand wordt al maar mooier. Zetten als 20-25 worden alleen gespeeld als het niet anders kan. Het moment begint te naderen, dat hij er iets in begint te zien. Daarom is 11.30-25 aangewezen. Langer wachten maakt de boel alleen maar erger. Zwart weet nog tot de 18e zet te wachten alvorens hij tot 20-25 overgaat. Maar dan is het ook vrijwel gewonnen. De rest van de partij kan betiteld worden als inblikken.

De ruil (1.32-28 16-21 2.31-26 11-16) 3.28-23 uit de partij Jelmer Martens - Arnaud Cordier staat te boek als goed voor zwart. Een echte korte vleugel opsluiting is dan niet meer mogelijk. De stand is 471 keer op het bord geweest. De helft van de partijen werd door de zwartspeler gewonnen.

Het is ook niet helemaal zeker of de zwarte stand na de ruil nu echter beter is. Het niet om de oren krijgen van een korte vleugel opsluiting is prettig. Echter voorlopig kan zwart niet naar veld 27 zonder een achterblijver op veld 16. Na 5.37-32 21-27 6.32x21 16x27 7.41-37-32 kan hij de voorpost niet handhaven.

De gespeelde uitval 25.29-23xx29 in diagram 4 is niet echt lekker voor wit. Hij weet schijf 23 te redden, maar komt in een gevaarlijke omsingeling terecht. De voortzetting 25.37-31 21-26 26.47-42 26x37 27.42x31 12-17 is veel degelijker en geeft zwart niet meer dan een langdurig en niet al te gevaarlijk initiatief.

Een alternatief is 25.48-42. Dat wint een tempo voor de verdediging van schijf 23. Na 25.48-42 21-26 26.29-23xx29 13-19 45-40 en 38-32x23 heeft wit de aanval. Op 25.48-42 3-9 26.38-32 27x38 27.43x32 heeft hij in ruil voor een lamme korte vleugel echt het centrum.

In diagram 5 speelde wit 33.39-34. Dat is een gevaarlijke zet. Er dreigde 12-18 en 27-31 met schijfwinst. Dat kan ook gepareerd worden met 49-43 of 42-37. Vooral op de laatste zet weet Truus geen behoorlijk antwoord. Na 33.42-37 21-26 34.45-40 komt een extra witte schijf in het spel. Het schijnoffer 34...12-18 35.23x12 27-32 36.12-8 is niet kansrijk. Het ruiltje 37-32 op een geschikt moment kan ook. Met een beetje geluk krijgt wit ook 24 of 27 in handen. 

In diagram 6 wikkelt zwart af naar een dammeneindspel. Truus vraagt zich af of 36...12-18 37.23x12 27-32 38.28-23 19x39 39.37x28 39-44 (of 20-25) 40.12-7-1 niet minstens zo kansrijk is. Zwart komt er vier voor. In de partij gaan beide spelers op dam. Het is zeer de vraag of de plusschijf voldoende is voor de winst. Wit wordt het al snel teveel. Na de afwikkeling 12-18, 3-8 en 20-25x41 speelt Truus alert 33-29! alvorens via 25 naar 48 te gaan. Nu kon zwart met 19-24 de lange lijn ontruimen.

De sporen van de training van Gantwarg zijn te zien in de partij van Sven Winkel tegen Eric van Dusseldorp. Ik weet echter niet of Anatoli nu echt enthousiast was van het schijnoffer 20.29-24 en 40-35. Gebruikelijker is de 20.29-24 en 28-23x35. Truus is een voorstander van 20.29-23.

De terugruil 26.30-25 heeft wel de volledige instemming van Anatoli. Het handhaven van schijf 24 heeft weinig nut, omdat er geen schijf op veld 15 staat als aanknopingspunt. Beter het materiaal centraal te houden met vier tempi minder dan de decentraal met de verkeerde richting (ijs).

 

Opmerkelijk is de zet 44...12-17. De zwarte korte vleugel is toch al geen feest en dan lig het toevoegen van een schijf niet voor de hand. De reactie 45.28-22 is verrassend. De zet 44...12-17 was vooral bedoeld om op 45.34-30 te kunnen reageren met 45...17-22. Na 46.30x10 22x42 47.38x47 15x4 48.36-31 staat wit nog steeds erg goed. Hetzelfde is het geval na 46.30x8 22x42 47.38x47 18-22. Maar of het wint moet betwijfeld worden. Slechter lijken evenwel zetten als 44...14-19 45.34-30-25 of 44...13-19 45.34-29. 

In diagram 4 lijkt wit gevaarlijke dreigingen te hebben. Zwart speelde 50...19-24 mocht langdurig bungelen. Truus geeft de mogelijkheid 50...29-34 51.35-30 16-21 52.30x39 11-17 53.12-8 13x2 54.36-31 aan en het gaat wel weer voor zwart.

 

Zelf mocht ik tegen Andrew Tjon A Ong. Geheel tegen zijn gewoonte in komt hij met een scherpe opening. In de diagramstand volgde 11.33-28?! 18-22x21. Meer voor de hand ligt 11.47-42. Ik was van plan verder te gaan met 11...20-24 12.34-30 14-20 13.30-25 18-23 14.25x14 9x20 en er staat een levendige klassieke stelling op het bord.

In de partij zat ik mij vooral af te vragen of 11.34-30 20-24 12.30-25 19-23!? 13.33-28 24-29 14.28x19 14x23 nu wel of niet verantwoord is. De zwarte korte vleugel heeft dan enige bezwaren. Na 12...18-23 en 13...14-20x20 ontstaat wederom de klassieke positie, waarin mij weinig lijkt te kunnen gebeuren.

 Het partijverloop is alleszins aantrekkelijk voor wit. Ik heb behoorlijk wat ervaring met dit spelbeeld in correspondentiepartijen. Het is niet handig om de zwarte korte vleugel uit te ruilen tegen de witte korte vleugel. Zwart heeft veel materiaal in de opsluiting zitten. Alleen via tempodwang kan het nog wat worden. Hier is na zetten de ruil 19...24-30 20.35x24 19x30 het bekende 21.27-22 en 31-27 niet mogelijk, omdat 21...30-35 erin zit. Zou schijf 50 op 49 staan, dan is 21.27-22 nog steeds niets. De huidige constellatie op de witte lange vleugel is uitgesproken gunstig. Na de Ghestem 27-22 en 31-27 komen de zwarte stukken weer tot leven. Het is een vorm van 'Ice en Byte'.

Het belangrijkste bezwaar van 24-30x30 is de achterloop 21.40-35! De uitwisseling van materiaal is in het voordeel van wit. Het sluiten van de stelling met 21...20-24 is soms een idee. Hier echter met een schijf op 11 is een schema als 22.45-40 10-14 23.34-29 14-20 24.29-23 7-12 25.50-45 13-18? 26.28-22-17 een groot probleem voor zwart. Truus doet natuurlijk 25...12-18x17 en het gaat wel weer voor zwart.

Het is ook niet algemeen bekend, dat schijf 7 niet naar veld 12 moet, vanwege tactische wendingen. Echter het doorschuiven naar veld 18 daarentegen komt best in aanmerking. Na 27-22x22 komen de werkeloze zwarte schijven op de korte vleugel weer tot leven. Krampachtig de witte lange vleugel opsluiting vasthouden, heeft weinig zin als er geen additioneel achtergebleven materiaal op 46 o.d. staat. Opgesloten staat wit beter, dan bevrijdt.

In de diagram 6 ga ik verder met 19...9-14. Dat is niet de handigste voortzetting. Na 19...10-14 is wit eerder geneigd om 34-30x30 achterwege te laten. Opgemerkt is, dat het witte 20.34-29 geen goede voortzetting is. Tijdens de partij werd de mogelijkheid 19...9-14 20.34-29? 7-12 21.40-34 11-17 22.27-22 6-11 23.31-27? 12-18 24.45-40 8-12 25.36-31 4-9 26.50-44 3-8 27.35-30 24x35 28.29-23 18x29 29.34x23 19-24 opgemerkt.

Truus gooit nog wat roet in het eten met in diagram 7 de tactische wending 23...22-18!! Tijdens de partij meende ik dat de variant 19...10-14 20.34-29 7-12 21.50-44 een probleem zou zijn. Echter Truus komt met 21...12-17 22.27-22 8-12 23.31-27 12-18 24.36-31 (of?) 3-8 25.29-23 18x29 26.22-18 13x22 27.27x18 8-13 28.28-22 17x28 29.32x34 13x22 30.33-28x29x28 19-24 en het wordt nog best leuk.

Diagram 9 lijkt beter voor zwart dan het is. Ik heb eerder zo'n stand gehad in een correspondentiepartij. Met name de ruil naar voren met 24.40-34 29x40 25.45x34 is sterk. Het zwarte centrum dreigt dan compleet ingesnoerd te worden. Na 25...19-23 26.28x19 14x23 27.38-33 gevolgd door 50-44-39 en 34-29x30 is het zwoegen voor overleven. Vermoedelijk kan zwart alleen met een snel 27...10-14 28.50-44 14-20 29.25x14 9x20 overleven. De terugruil uit de partij is geen goed plan.

Ook in de partij is enige bescheidenheid op zijn plaats. Overwogen werd in diagram 10 de voortzetting 29...11-17 30.43-38 9-14 31.33-28 6-11 32.28x19 14x23 33.38-33. Truus merkt op dat 33...8-12 34.33-28 3-8 35.28x19 13x24 36.42-38 18-23 37.38-33 23-28 38.32x23 21x41 39.36x47 26x37 40.25-20 16-21-26 vrijwel plat is voor wit. Weglopen met 40...24-30 daarentegen kan beantwoord worden met 41.39-34 30x19 42.20-14 17-22 43.14x5 36-41-46=.

Na het gespeelde 29...10-14 dreigt van alles. De achterloop 30.33-28 uit de partij geeft voldoende verdediging voor wit, maar het houdt niet over. Op zetten als 30.45-40 kan 30...23-29 31.33x24 18-23 Mijn tegenstander en Truus reageren met 32.24-20 15x24 33.39-33 en er ontstaat een boeiende klassieke positie. Terwijl mijn tegenstander aan het denken was, heb ik mij nog afgevraagd of 30.39-34 misschien iets zou zijn. Truus komt met 30...11-17 31.43-39? 14-19 32.33-28 17-22 33.28x17 21x12 34.44-40 6-11 35.42-38 12-17 en wit wordt onder de voet gelopen. Het wordt tijd om eens een rekenchip te laten bijplaatsen in het hoofd...

Ik heb veel tijd besteed aan de diagram 11. Ik had op de vijftigste zet dan ook slechts twintig minuten over, toen mijn tegenstander mij compleet verraste met 50.28-22, waar 50.22-18 simpel remise was geweest.

Zwart kan links spelen met schijf 3. Dan is 34-29 steeds verhinderd door 30-34, 19-23 en 20-24x45 met een kansrijk eindspel. Na 41...3-9 is de ruil 42.28-23 19x28 43.33x22 op slag remise of erger. Na 41...3-8 43.43-38 kan er niet verder gespeeld worden met schijf 8 vanwege de dreiging 28-23x22. Na 43...20-24 44.34-29 30-34 45.29x20 34x43 46.38x49 25x14 47.33-29 14-20 blijken er nog wat kansen te zijn.

In diagram 11 is het logische 48.29-23 19-24 49.28-22 20-25 50.49-44 25-30 51.22-18 8-12 51.18x7 11x2 52.23-18 2-8 53.18-12 en 27-22x22 niet geheel van gevaar ontbloot. De verrassende manoeuvre 48.28-23xx23-19 11-17 51.49-44 17-22 52.29-24 20x29 53.19-14 22-28 54.14-10 28-33 en 37-42x42 is het ook niet helemaal voor wit. 

In de partijvariant kan zwart ook 41...20-24 42.34-29 30-35 43.29x20 25x14 44.39-34 19-24 45.43-39 (Truus geeft aan dan 45.28-23 nog sneller is) spelen. Het eindspel na 45...24-30 46.34x25 35-40 47.28-23 40-45 48.33-28 45-50 49.23-19 50x22 50.19x10 22-4 51.10-5 11-17 52.5-19 17-22 53.27x18 4x38! is niet echt kansrijk voor zwart. Ik had tijdens de partij overigens niet gezien dat 54.37-32? onzin is. Maar 54.19-28-44 gevolgd door 37-32 is potremise.

Dit is een bekende stand uit de 32-28 16-21 opening. In de partij van Schaik - Wiersma wist zwart aldus een interessante stand op het bord te krijgen. Echt goed kan het een en ander niet zijn. Zelf geef ik de tegenstander altijd zo ruim mogelijk de gelegenheid naar veld 36 te vluchten door een verleidelijk poortje open te zetten met 13.41-37.

De stand is volgens Turbo dambase 114 keer voorgekomen. Meer dan de helft van de witspelers ging verder met 41-37. Twee en veertig keer deden ze zoals Dirk 13.33-28. Een paar spelers gingen verder met 34-30 om de ruil naar 23 uit te lokken. Een paar dapperen probeerden groot wild te versieren met 13.41-36!?

 

Ook het partijverloop is niet echt bemoedigend voor zwart. In diagram 2 ging wit verder met 20.41-37 27-32 21.38x27 21x41 22.46x37. Dat moet haast wel goed zijn. In de partij probeerde hij vanuit diagram 3 zijn stand te bevrijden over veld 30. Dat deed hij een beetje te laat, waardoor hij last kreeg van zetjes. Vele logischer lijkt in diagram 3 om de zwarte lange vleugel in sop gaar te laten koken en via met 38-32 een poging te doen aan de andere vleugel de overhand te krijgen.

Na 34.34-30 14-19 in diagram 4 kon wit vanwege het dammetje naar 49 niet verder naar 25. Truus komt met de afwikkeling 36.36-31 2-7 37.31-26 7-11 38.30-25 18-22 39.25x23 13-18 40.29x20 13x49 41.20-14 22x44 42.14x5 49x16 43.40x49 met een lastig eindspel.

 

Arnaud en Anatoli vonden de partij van Klaas Bor tegen Peter van der Stap interessant. Ik heb geen idee waarom. Kennelijk is het onderwerp van studie. Het is een variant van de Keller. De diagramstand is 124 keer voorgekomen. Vanaf hier gaat het alle kanten uit. Acht verschillende zetten zijn hier gespeeld, 40-34 en 37-32 het vaakst. Na 14.37-32 hoeft zwart geen 11-16 te spelen.

In diagram 6 staat zwart enorm ver naar voren. Toch is er geen duidelijke zet om dit overwicht te verzilveren. Wit dreigt met 32-28x28. Ruilen met 23-28x40 doet niet veel. Na 21-27x27 heeft zwart een valse staart op de korte vleugel. Truus is een voorstander van 21-27x27. De stand na 24...21-27 25.32x21 16x27 26.37-31 15-20 28.34-30 20-24 29.30-25 4-10 30.40-34 lijkt op iets, dat eerder eens op het bord geweest tussen Schwarzman en mij.

 

Schwarzman,A. - Luteyn,F. NLD-chT, 03-03-1990
1.33-29 17-22 2.39-33 11-17 3.44-39 6-11 4.50-44 1-6 5.31-26 16-21 6.32-28 19-23 7.28x19 14x23 8.29-24 20x29 9.33x24 9-14 10.34-30 14-19 11.37-32 11-16 12.41-37 10-14 13.30-25 19x30 14.25x34 14-19 15.35-30 15-20 16.30-25 4-9 17.25x14 9x20 18.34-30 3-9 19.30-25 9-14 20.39-34 20-24 21.43-39 5-10 22.48-43 10-15 23.46-41 21-27 24.32x21 16x27 25.38-33 24-30 26.34-29 23x34 27.40x29 30-35 28.45-40 19-23 29.40-34 23-28 30.37-31 15-20 31.42-38 13-19 32.41-37 18-23 33.29x18 12x23 34.37-32 28x37 35.31x42 8-12 36.42-37 6-11 37.37-31 20-24 38.47-42 22-28 39.33x22 27x18 40.44-40 35x33 41.38x9 2-0 (1.45/1.25)

Volgens Schwarzman is het al heel lang slecht voor zwart. In diagram 7 vliegt wit er doorheen op de zwarte lange vleugel. Op het betere 38...23-29 39.34x23 19x28 40.33-29 is zwart erg dun aan de lange vleugel, terwijl schijf 42 er langs dreigt te glippen. Hij heeft mij niet willen uitleggen hoe het hier of eerder dan wel moet. Dus ik kan ook niet vaststellen of de variant van Truus iets is voor iemand. Op het eerste gezicht lijkt 30...24-30x30 in diagram 8 erg goed voor zwart. Misschien is 26.37-31 niet goed en moet er 26.48-42 gespeeld worden met tactische verwikkelingen. Misschien is 29.30-25 geen goede zet in deze variant.

In de partij gaat zwart verder met 24...22-28x28x22. Hij heeft dan geen problemen meer op de korte vleugel. Echter de centrumschijf 28 staat wel erg vast. In diagram 9 laat wit de afwikkeling 30.33-29 16-21 en 28-32x24 toe. Dat kan niet de bedoeling zijn. Truus komt met 30.49-44. Echter na 30...17-21 31.44-40 21x32 32.34-30 25x34 33.39x30 28x39 34.37x17 23-28 35.43x34 18-22 heeft zwart een goede stand. Zwart staat in vrijwel alle varianten zo verschrikkelijk ver naar voren, dat hij geen enkel gevaar lijkt te lopen. Met schijf 33 op 32 volgt de prik 28-33x33 en alles lijkt dik in orde.

Na de afwikkeling 16-21 en 28-32x24 blijkt het nog verrassend moeilijk voor zwart om iets te bewijzen. Beter lijkt even wachten. Wel moet er rekening worden gehouden met het zetje 30.33-29 4-10 31.34-30 25x34 32.39x30 23x25 33.27-21 en 47-42x3 =. Na andere zetten als 4-10 kan 29-24x24 en wit handhaaft zich op 24, terwijl 17-21 meestal materiaal kost. Kennelijk is de voorgaande zet van zwart 29...20-25 al niet de beste.

In diagram 10 is weer een wilde stelling ontstaan. Zwart heeft voor de tweede keer expansie gezocht over veld 28. De afwikkeling in de partij is de enige kansrijke. Na 41.38-33 18-22x22 zijn de afwikkelingen 37-32, 48-42, 33-29x44x4 resp. 34-29 vervelend. Zwart moet een dam toestaan of verliest een schijf. De compensatie is evenwel aanzienlijk.

Na 41.38-33 17-22 42.26-21 22x42 43.48x37 16x27 44.33x31 vreesde zwart doorloop aan de korte vleugel. Dat valt ook erg mee (18-22 en 24-29x28). Als er al sprake is van een doorloop, dan is zwart zoveel eerder op dam, dat hij eerder beter dan slechter staat.

De partijafwikkeling had geen kansen moeten bieden. Wit heeft de waterlinie (37,38 en 29). Dat moet ruim voldoende zijn. Opgemerkt werd in diagram 11 door Gantwarg, dat 59...9-13 in plaats van damhalen nog prachtige winstkansen geeft voor zwart. Hij heeft de hoofdlijn en krijgt snel een tweede dam. Er kunnen wat linie eindspelen ontstaan, waarbij wit probeert met het geven van twee stukken op dam te komen. Waarschijnlijk komt dat allemaal veel te laat.