Tweede ronde nationale competitie 2007

Home


Zaterdag was het weer eens een echt feestelijke wedstrijd. Ook het tweede en het derde wisten te winnen. Wij speelden tegen een zeer jonge ploeg met potentieel. De ervaring en honderden elo-punten meer aan de andere kant van het bord gaven vaak de doorslag. We speelden in een gebouw van Meurs. Haitze kwam later op de middag dan ook langs. We spraken uitvoerig met elkaar. Hij herinnerde mij aan een van mijn 'finest moments' in mijn damcarrière: De nederlaag tegen Silfhout in 1976. Ik speelde een goede partij. Silfhout kletste mij evenwel letterlijk van het bord. Ook blijkt Haitze diverse van mijn eigen masterclasses te hebben bijgewoond bij damclub Damlust in dezelfde periode. Na afloop gingen Leo, ik, Anatoli en Haitze gezamenlijk eten in het Veerhuis. Het werd een geanimeerde avond. Vandaar dat ik ditmaal wat later ben met mijn verslag.

In deze stand haakte Sven Winkel af met 22...21-27x26x21 en kreeg achteraf veel kritiek van de heren grootmeesters. Vandaag bij de masterclass refereerde Anatoli nogmaals aan deze stand, maar legde het niet echt uit. Bij deze bemerking schijnt het vooral te gaan om de stand, die ontstaat na 22...14-20 23.37-31 13-18 24.31-27 22x31 25.36x27 9-13.

Het moge duidelijk zijn, dat 28-23 niet snel gespeeld zal kunnen worden zonder schijf 27 kwijt te raken. Daarom kan zwart rustig voortbouwen aan zijn centrumblok met 10-14, 4-9 en desnoods 2-7. Belangrijk is, dat het dammetje 24-19 en 28-22x4 natuurlijk nooit goed mag zijn. Zolang veld 44 open is, slaat zwart door naar 35 en heeft een goed eindspel. Met een schijf op 14 zitten de wendingen ingeleid met 24-19 er niet altijd in. 

Een andere kwestie is 22...14-20 23.37-31 13-18 24.31-26 21-27 25.32x21 16x27. Vandaag heeft Anatoli op de masterclass uitvoerig uitgelegd, waar het omdraait in zulke standen. De hangende schijf op 39 is het zwakke punt in de witte stand. Als schijf 39 opgelost wordt of gebruikt kan worden voor de aanvalsruil 34-30x30, dan staat hij goed. Dit betekent, dat de vervolgzet 42-37 altijd beantwoordt moet worden met 27-31x42 en iets als 17-22, 18-22 of een tactische wending anders komt wit tot de terugruil 38-32x42 of lost op andere wijze schijf 39 op en staat goed tot gewonnen.

Anton van Berkel speelde ogenschijnlijk een uitstekende partij. Hij was echter zelf niet tevreden. Hij berekende, dat hij in de diagramstand na 22.29-23 de laatste zet heeft. Echter het voor de hand liggende 22.26-21 blijkt veel vlugger te winnen. Hij maakte zich zorgen over de variant 22.26-21 17x37 23.28x6 18-22 24.6-1 37-42 25.1x18 42-48 en de witte dam op 18 hangt een beetje. Na de partij werd pas het verschrikkelijke 26.38-32x43 ontdekt met twee schijven voor.

In diagram 3 maakte hij zich zorgen of hij na het offer 17-21 nu of later wel schijf 23 zou weten heel te houden. Na direct 24...17-21 25.26x17 22x11 26.31x22 11-17 27.22x11 16x7 kan de opmars 40-34-29. Als zwart eerst 24...10-15 25.46-41 en daarna pas 17-21 speelt, dan kan wit met schijf 28 slaan. Het wordt dus pas een dreiging 24...10-15 25.46-41 5-10 26.41-37. Het opspelen van schijf 5 is dan een verschrikkelijke aderlating. Zodat schijf 23 volkomen onaantastbaar lijkt. Ook geeft Truus aan dat slaan met schijf 28 vrijwel altijd winnend is. Zij adviseert 26.49-43 17-21 27.28x17 met tenminste een ruime schijf voor.

Gantwarg is helemaal ontketend op het ogenblik. Tegen de sterkste speler Tjeerd Harmsma werd een afgetekende overwinning geboekt. De teamleiding werd ontzettend zenuwachtig van het verloop 32.33-29 23x34 33.39x30 3-9 34.38-33 9-14 35.43-38 17-21 36.33-29 21x43 37.29x9 4-10 38.48x39 13x4.

Ze hadden het over een 'wonder'. Geheel ten onrechte, want in de overblijvende stand heeft zwart een kansrijke aanval. Dat is overigens niet eenvoudig te zien. Zwart staat immers vijf tempi ontwikkeling achter. De centrumvelden liggen echter voor hem open. De witte stukken hoog op de korte vleugel hebben geen 'byte', doordat schijf 15 ontbreekt.

 

Rechts de eindstand. Het broodnodig 24-19 wordt beantwoord met 37-41, 9-14 en 41-46 en wit komt nergens meer. Ron Heusdens kwam tot een korte vleugel opsluiting en kreeg de hand met een bord vol stukken. In diagram 3 spelen de zwartspelers vrijwel altijd 9...21-27. Er ontstaat dan een voor zwart gunstiger variatie van een bekende Roozenburg. Schijf 46 staat natuurlijk beter op 47. Dat is alleen in de 33-28 18-22 38-33 opening niet meer te realiseren. 

Na 9...10-14?! valt het gespeelde 10.38-32!? onder de categorie 'bluf'. Ton Sijbrands heeft indertijd voor de toptraining een stencil gemaakt met de consequenties van het naar de lange vleugel transporteren van schijf 49. Maar zwart moet wel tijdig naar veld 27. Anders komt het er niet meer van. Voorts moet hij handig zijn met de zetjes. In sommige systemen zijn de damgeefcombinaties via veld 5 belangrijk. Die moet je wel kennen.

In diagram 4 het cruciale ogenblik van de partij. De vraag is of zwart zich de uitstoot 14...21-27 15.32x21 16x27 16.41-37 kan permitteren. Het is duidelijk dat 16...7-11 17.37-32 11-16 18.32x21 16x27 19.42-37 erg goed is voor wit. Daarom moet zwart het hebben van 16...19-23 17.28x19 14x23 18.34-29 23x34 19.39x30 7-11 20.30-25 10-14 21.33-29 resp. 20...4-9 21.25x5 17-21 22.26x28 27-32 23.38x27 13-19 en de dam gaat er met schijfwinst vanaf.

Wit heeft in diagram 5 zo te zien nogal overhaast de korte vleugel opsluiting ingenomen. Opmerkelijk genoeg berustte zwart erin. Direct 16...17-22 lijkt goed speelbaar. Echter ook de voorbereidende zet 2-7 gevolgd door lijkt zwart het strategisch gelijk te geven. In de partij speelde zwart 16...4-9 als voorbereiding voor de ruil 19-23x23 met vervelende dreigingen.

Lange tijd houdt zwart het beste van het spel. In diagram 6 werd definitief afgehaakt met 14-19x10x24. Zowel 14-19x20 als 13-19 lijken goed. De bedoeling is het voorbereiden van de bevrijding 17-22. In de overblijvende stand heeft zwart ontwikkelingsvoorsprong en daarmee vaak een kansrijke aanvalsstand. Wit kan op 17-22 alleen tijdelijk een schijfwinst verwachten. Meestal wordt er 28x17 (11x31) 26x37 geslagen met een passieve stand.

In diagram 7 is een delicate situatie ontstaan. Wit speelt in de partij 50-44 gevolgd door 33-39x29. Daartegen is 26...13-19(?) 27.50-44 8-13 niet de meest adequate verdediging. Het gevolg is, dat schijf 12 opgesloten raakt. Dat is vrijwel beslissend. Een idee om wat tegenspel te verwerven is 26...14-19 27.50-44 19-23. Zowel na 33-29 als 34-29 lijkt de zwarte schijf 12 weer toekomst te hebben. Erg gezond is het allemaal niet voor zwart. Het na de ruil 33-29x29 gespeelde 29...14-20 30.43-38 9-14?? 31.35-30 was op slag uit door de dreiging naar veld 25 te gaan resp. schijfwinst (20-25), 30-24 en 27-22 X.

Rob Clerc kreeg een vrijwel symmetrische klassieke stand op het bord. Zulke standen zijn altijd gevaarlijk. Belangrijk is de hangende schijf op veld 42. Als deze blijft staan, dan is het uit. De laatste redelijk kans om het stuk op te lossen is de diagramstand. Na 30.38-33 staat een klassieke positie op het bord met wederzijds kansen.

Dank zij de kroonschijf heeft zwart wat extra mogelijkheden. Misschien kan schijf 15 nog opgelost worden(?) Wit heeft deze mogelijkheid alvast niet. Misschien heeft zwart de mogelijkheid controle te verwerven over zowel veld 26 als 25. Als dat lukt, dan loopt wit reddeloos vast.

 

Na het gespeelde 30.40-34? 7-12 31.34-30 6-11 is het broodnodige 32.38-33 verhinderd door het bekende dammetje 24-29, 23-29 en 14-20x47 X. Rechts de beslissende stand. Waarschijnlijk al lang van te voren heeft zwart zien aankomen, dat de terugruil 34-29x39 verliest door (24-29) 33x24 (19x30) 35x24 (18-22x44) en de tegencombinatie 24-20/19 en 43-39x20/x18 doet helemaal niets.

Het lijkt net alsof wit nog een redelijke verdediging heeft georganiseerd. Echter na het nuchtere 39.22-17 23-28! komt zwart tot beslissend materiaalvoordeel. Opgemerkt moet worden, dat in de slotstand damgeven op veld 23 weinig doet. Zwart kan twee schijven teruggeven met 9-14 en 20-24 met bezetting van de linie 15/47 door de zwarte dam. Ook is het niet nodig voor zwart om schijf 9 af te schermen. Bijvoorbeeld 47...48-37 48.45-18 37-41 49.18x4 41-36 is verschrikkelijk.

Zelf smaakte ik weer eens het zoet van de overwinning. Zwart heeft in de diagramstand de eenvoudige tactiek gevolgd slechts de stukken goed neer te zetten. Dat heeft tot gevolg, dat zijn tegenstander het centrum niet kan sluiten en naar de rand moet met 17.34-30. Daarna blijft wit timide spelen. Na 17...1-7 is 18.39-33 7-11 19.44-39 speelbaar, omdat de afwikkeling 19...24-29 en 26-31x44 weinig doet door de tegencombinatie 27-22 en 43-39.

De afwikkeling 17-22 en 23-28 is wat primitief. De stelling wordt geopend en heroveren van de klassieke velden door wit zit er eigenlijk niet in. Maar een vastberaden aanval tegen schijf 24 daarentegen werkt wel erg nivellerend. Ik was dus erg blij met de vervolgzet 25.33-28. Andere plannen voor zwart zijn minder. Na 20...8-12 21.40-34 dreigt 34-29x30 met consolidatie van de klassieke positie. Dat is gezien de tempoverhoudingen in het voordeel van de witspeler.

Wit vecht voortdurend tegen combinaties, die er niet in zitten of ineffectief zijn. In de diagramstand heeft zwart ontwikkelingsvoorsprong. Het is dan belangrijk om je zo goed mogelijk schrap te zetten en stukken van de korte vleugel naar het strijdtoneel te verplaatsen. Een logische zet is 26.38-32 gevolgd door 43-38. Er dreigt dan 28-22. Het dammetje 14-20 wordt met voordeel afgenomen.

Zwart kan zich daartegen verweren met de opstelling 26.38-32 9-13 27.43-38 2-8. De ruil 28-22 kost wit dan zoveel tempi, dat de situatie mede gezien de zwakke randschijf op veld 25 heel lastig wordt. Een ander idee is 26.38-32 9-13 27.43-38 16-21 en de ruil 28.37-31 26x37 29.42x31 is te gevaarlijk. Direct 29...18-22 kan nog beantwoord worden met 32-27. Echter na eerst 29...3-9 gaat van 18-22 welhaast beslissende kracht uit.

In diagram 8 staat wit verschrikkelijk onder druk. Echter het plan 28...18-23? werkt niet. Het moge duidelijk zijn, dat sluiten van 32 heel slecht is. Zwart kan na 29.38-32 13-18-22 spelen met kettingstelling. Echter de uitval 29.28-22! 17x28 30.33x22 is misschien wel beter voor wit. Op 30...16-21 volgt het zetje 22-17 en 35-30x7 X. Na 30...3-8 31.37-32 komt zwart ook geen stap verder tegen de vijandelijke voorpost. Ook niet goed zijn de pogingen ingeleid met 18-22. De witte stand is helemaal ingericht op het tegenspelen van deze manoeuvre.

Zwart staat voor de keuze hoe verder te gaan. Ik koos ervoor het dammetje naar 49 erin te houden met 28...6-11. Het alternatief is 28...17-21. Wit moet dan 29.37-31 26x37 30.42x31 ruilen. Anders wordt zijn centrum opgerold. Na 30...6-11 moet hij geduldig zijn. De zet 31.38-32 mag niet. Na 31.31-26 21-27 komt schijf 28 onder grote druk te staan. Echter na 31.40-34 kan hij nog spelen, omdat 31...11-17 32.31-26 18-22 weinig doet en de aanval tegen schijf 24 dreigt.

In de laatste diagramstand is de boel reddeloos. De tussenloop 34.28-22 is de enige manier om de centrumschijf te redden. Het uitwisselen van de centrumschijf tegen schijf 24 is een idee. Maar veel mag wit er niet van verwachten, omdat zwart een vrije doorloop heeft naar dam, terwijl na 34.45-40 18-23 35.40-34 23x32 36.34-29 zwart kan kiezen uit 13-18, 9-13x4 of 24-30 steeds met een winnende aanval tegen de witte lange vleugel.

 

Ook Peter van der Stap had een halfopen klassieke omsingeling. Erg succesvol lijkt hij niet geweest te zijn. Zwart dreigt de stand klassiek te maken. Hij staat dan duidelijk beter. Echter het gespeelde 29...20-24 blijkt een overplay. Het belangrijkste bezwaar van het alternatief 29...18-23 is de reactie 30.37-31. De achterloop 21-26 geeft via 39-34 een dam op veld 2. Via 30...20-24 31.31-26 lost wit al zijn ontwikkelproblemen op. Na 29...8-13/9-13 is 30.33-29 vervelend. Op 30...19-23 steeds gevolgd door 37-31.

In diagram 2 heeft wit wat ontwikkelingsvoorsprong. Veel stelt het niet voor. Vooral omdat er geen 'byte' is op de zwarte lange vleugel. Schijf 15 ontbreekt. Dat terwijl er wel een schijf staat op 36. Met behulp van dit aanknopingspunt zou zwart minstens gelijk spel moeten kunnen behalen. Voor de hand ligt 40...17-22 gevolgd door 16-21 en 13-18 met de waterlinie. Via 43-39-34-30 kan wit de wending 33-28x10 erin brengen.

Dat is inderdaad een probleem. Echter de beginzet 40...13-19 geeft wit  een hoop 'byte'. Even later is precies dezelfde wending er de oorzaak van dat het complete centrum open komt te liggen voor wit.

In diagram 3 een belangrijk moment. In de partij volgde 58...21-27?? 59.48-42 en zwart heeft het verkeerde tempo. Truus komt met het nuchtere 58...21-26 om de oppositie om te draaien. Wit kan er dan door met 25-20 en 15-10. Maar dan gaat de zwarte schijf 25 ook richting dam. Het eindspel 58...21-26 59.25-20 14x25 60.15-10 25-30 61.10-4 30-35 62.48-42 9-14 63.4x36 35-40 64.36-22 26-31 65.22x36 40-44 stemt eerlijk gezegd niet echt hoopvol voor zwart.

Dirk van Schaik kreeg iemand tegen zich, die zowaar de scherpste aller openingen 1.34-30 20-25 2.30-24 op het bord. Zelf durf ik de zet 1...20-25 eigenlijk niet te spelen, omdat ik bang ben voor het droge 2.32-28x30. In de diagramstand spelen alle witspelers 5.38-33. Het ruiltje 5.32-28x28 is bezwaarlijk, omdat niet duidelijk is hoe te voorkomen, dat zwart vijf keer achter schijf 24 loopt, gevolgd door afruil en doorbraak naar dam.

Wit heeft geen idee wat hem te wachten staat. Om na vijf keer achterloop over veld 19 en afruil direct doorlopen naar dam te voorkomen is het handig om nu van de gelegenheid gebruik te maken om de korte vleugel wat te versterken met 8.43-39. De zet 8.41-37 is tempoverlies. De zet doet niets nuttigs voor het echte strijdtoneel. 

In diagram 6 gaat zwart verder met het opmerkelijke 21...11-17. Dat dreigt met de klassieke manoeuvre 17-22, 16-21 en 8-12x45. Het moge duidelijk dat het zwart niets kost bij de aanval tegen de witte voorpost. Na het simpele 21...14-19 22.40-35 19x30 23.35x24 10-14 25.44-40 14-19 26.40-35 19x30 27.35x24 21-27 en 13-18x30 kan wit het offeren van een schijf afdwingen via de opstelling 43-39 en 38-33. Voorts staat er een vangstelling klaar op de lange vleugel.

 

Na 21...11-17 reageerde wit met 22.38-33. De afwikkeling 22...17-22 23.28x26 16-21 24.26x17 8-12 25.17x19 14x45 26.33-29 is dan wat aan de dure kant. Dat kan weliswaar een schijf goedkoper via 22...21-26 23.31-27 16-21; 17-22 en 8-12x45. Maar wederom heeft wit veel verdediging na 33-29. Het idee 21...11-17 22.38-33 8-12 is een betere oplossing. Nu dreigt het zetje naar 45 als een drie om drie, zodat wit de reorganisatie 23.28-23 12-18 24.23x12 17x8 moet toelaten.

In diagram 7 toont wit andermaal gebrek aan kennis van zulk afspel. Zwart moet normaliter een schijf offeren om er door te komen. Dan heeft wit de kans om eveneens door te breken. De witte stelling op de lange vleugel is nog intact, zodat het moeilijk is om echt door te drukken als zwartspeler. Nu gaat zwart er gratis doorheen met meerdere stukken.

Veel beter is gewoon doorspelen met bv. 37.48-43. Zwart moet dan kiezen uit de doorbraak 37...25-30 38.34x25 35-40 39.28-23 en wit gaat er ook doorheen of 37...12-18 38.43-39 en de doorbraak is voorlopig afgeblazen. De wending 35-40 en 18-23x43 doet niets. Normaliter maakt wit daarom moeiteloos remise in dit soort standen.

De behandeling van het eindspel verbaasde de omstanders enigszins. In diagram 8 is zwart er met drie stukken doorheen. De afwikkeling 36...30-34 37.29x40 35x44 38.23-18; 39.33-28 en 42-38x50 geeft een lastig eindspel. Maar 36...35-40 37.23-19 40-44 38.29-24 30-35 39.19-14 44-50 40.24-19 50x22 41.14-10 36-4 42.10-5 35-40 ziet er goed uit voor zwart. Een reddende tweede witte dam is niet eenvoudig te realiseren.

In diagram 9 andermaal een verrassende zet. Er werd 42...49-21 gespeeld, wat na 43.12-7 2x11 44.23-19 tot een ingewikkeld afspel leidde, waarin twee zwarte dammen met drie schijven baas moesten worden over een dam met vier schijven. Het stoppen van de witte schijf met 44...21-3 wordt beantwoord met 19-14 en 42-38x38.

Veel logischer lijkt 42...49-35. Weliswaar blokkeert de zwarte dam daar het doorlopen van schijf 25 enigszins. Maar het is niet duidelijk wat wit moet doen tegen de dreiging 16-21 gevolgd 6-11-17. Het is niet algemeen bekend, dat twee dammen een enorm macht vertegenwoordigen. Hun gezamenlijke combinatiekracht maakt de verdediging het overleven vrijwel onmogelijk.

Een kenmerkend moment. Zwart heeft de witte vangstellingen weten te breken. Hij heeft diverse mogelijkheden om te winnen. In het partijverloop 57...42-47 58.14-3? 45-23x37 komt de witte dam in een matnet terecht. Veel beter is 58.32-28 47-36 59.28-22 met een vier om drie eindspel. Een ander idee voor zwart is 57...42-26. De zet 58.32-28 is dan verhinderd door 16-21 en 17-22 X. Wit heeft ook dan niet beter dan de afwikkeling naar vier om drie eindspel met 27-22x41. Dit eindspel had nog vele uren kunnen duren, maar is in principe simpel technisch gewonnen door de combinatie kracht van de twee zwarte dammen. Vaak is het niet eens nodig om een derde dam te halen en moet wit zijn losse randschijven zelf geven om direct verlies te vermijden.