Zesde ronde nationale competitie 2007

Partijen, Masterclass, Verslagen en Home


Damclub Den haag is al sinds mensenheugenis een wisselvallige ploeg. Ogenschijnlijk boekten wij een verpletterende overwinning. In werkelijkheid ging het wat minder gemakkelijk. Meerdere malen nam een van onze spelers wat onthutst de beide punten in ontvangst in een stand die daar voorheen nauwelijks aanleiding toe gaf. Het is buitengewoon moeilijk om van een ploeg als Den Haag 'echt' te winnen. Alleen Gantwarg boekte een duidelijke overwinning. De andere winstpartijen waren allemaal in meer of mindere mate een cadeautje. Bij Anton van Berkel was er weliswaar sprake van groot voordeel. De blunder, die direct een einde maakte aan de partij was nu ook weer niet nodig. Sven Winkel won van Pertab Malahé. Altijd een lastige tegenstander. In tijdnood miste ook deze Hagenaar een aanmerkelijk betere zet.

Dit is de stand van Anatoli Gantwarg vlak voor zijn tegenstander Robin Vogelaar capituleerde. Het probleem van zwart is, dat hij de positioneel vereiste (en welhaast winnende) zet 43...8-13 niet spelen kan vanwege het verrassende zetje 44.25-20x49 en 32-27x28 X. In de partij volgde daarom 43...4-9 44.24-19 8-13 45.19x10 15x4 46.30-24 21-26 47.41-36 X. Opgemerkt moet worden dat de zet 46...4-10 faalt op 47.33-29 etc.

Een grootmeester maakt zich voortdurend zorgen over mogelijke remises. Hij vertelde vanavond, dat hij niet helemaal zeker was of het gespeelde 41.49-43 wel de beste zet was. Hij had ook gekeken naar 41.47-42. Dat dreigt met het zetje 32-27 en 39-34. Na 41...21-26 42.32-27 22x31 43.33x13 9x18 44.41-36 12-17 46.36x27 4-9 is het lastig. De variant 41...21-26 42.41-36 9-13 43.32-27 22x31 44.36x27 2-7 45.33x22 7-11 46.42-38 11-16 is niet helemaal duidelijk.

De hoofdvarianten van de Keller en met name de Tsjizow-ruil wordt door de hedendaagse topspelers als te bezwaarlijk gezien voor wit. Daarom wordt er afgehaakt met 29-24. Het gevolg daarvan is een spelbeeld als in diagram 3.

De zwarte stand is buitengewoon lastig kansrijk te omsingelen. Er staat teveel materiaal op de witte lange vleugel en te weinig op de vleugel, waar de strijd gewonnen moet worden. Alleen het ontbreken van de kroonschijf is nog een aanknopingspunt. Te lichtvaardig wordt dit belangrijke stuk uitgeruild tegen de verdediger op veld 4.

De opstoot 22-28x28 is een uitstekende zet. Maar dan moet je wel de voorpost zo snel mogelijk adequaat ondersteunen. In de partij ruilde zwart tweemaal terug met (17-22x11), waardoor zijn tegenstander kans kreeg positie te kiezen op de korte vleugel. In diagram 4 staat schijf 28 een beetje onder druk. Dat resulteerde via 36...12-17 37.43-38 7-12 38.35-30 14-19 39.29-24 19-23 40.48-43 in een gevaarlijke kettingstelling. Meer verdediging biedt 36...9-13 37.43-48 14-19 38.35-30 4-9.

Ron Heusdens speelt in de competitie steeds varianten bedoeld voor het vloeren van een andere grootmeester. De witte opening is een relatief nieuwe methode om in de 32-28 17-22x21 opening wat te bereiken met wit. De bedoeling is om met wit te wachten op een kans om een korte vleugel opsluiting in te nemen, te omsingelen of de stand te splitsen.

In de diagramstand heeft zwart nog twee redelijke zetten (4-9 en 2-7) tot hij of 20-24 of 10-14 moet spelen. Wit speelt op deze twee tempozetten 45-40 en 50-45. Dan moet zwart kiezen uit het rijtje zetten 21-27, 28-23, 20-24 en 10-14. De eerste twee zetten worden zelden gespeeld. Maar zijn natuurlijk volkomen correct.

Na 10...4-9 11.45-40 2-7 12.50-45 20-24 volgt waarschijnlijk 33-28x28 met splitsing van de stand. Op 12...10-14 volgt altijd 35-30 en zwart moet kiezen uit de afwikkeling (20-25) 30-24 en 31-27x10 resp. 12...10-14 13.35-30 20-24 14.30-25 14-20 15.25x14 9x20 16.33-28x28 met wederom een splitsing van de stand, maar met vier tempi extra ontwikkelingsvoorsprong. In de partij volgde direct 10...10-14 11.35-30 20-25 12.30-24 en 31-27x10.

Wit zou dan goed moeten staan. Het werd echter niet veel. In het verre verleden heb ik onder hoon van de grootmeesters wel eens betoogt, dat het toelaten van dergelijke afwikkelingen, waarbij zwart een randschijf krijgt en een zeer grote ontwikkelingsvoorsprong voor hem wellicht iets is om bewust uit te lokken. In de partij kwam zwart zo sterk op het centrum, dat wit op een bepaald ogenblik niets anders overbleef, dan om de randschijven te ruilen en het zwarte centrum in het doosje te stoppen.

Rechts de cruciale stand uit de partij Patrick Stork - Dirk van Schaik jr. Het is een bekende scherpe stelling, waarin wit nauwelijks kan voorkomen het centrum ingedreven te worden met een gevaarlijke omsingeling als gevolg. De schijven gingen in de partij echter roemloos het doosje in na 11...19-24? 12.34-30x30 en 21-27x17.

De juiste voortzetting voor zwart is 11...10-15. Meerdere malen is daarna het systeem 12.36-31 11-16 13.29-24 20x29 14.34x23 15-20 15.40-34 5-10 16.44-40 10-15 17.31-27 op het bord geweest. De voortzetting van de omsingeling met 20-24 is dan niet mogelijk, vanwege het zetje 28-22 en 34-30x10. Echter na het sluiten van veld 17 (via 7-11 en 12-17) kan zwart verdergaan met de omsingeling aan de lange vleugel. Hij heeft dan zeker kansen, hoewel er ook mensen zijn die de voorkeur geven aan de witte stelling. In sommige varianten kan wit verder met 23-18.

Dit is de stand, die ik tegenwoordig ook regelmatig met wit op het bord krijg. Recentelijk heb ik 7.35-30 10-14 8.30-24 5-10 9.31-26 een paar maal gespeeld. Een keer kreeg ik de reactie 9...20-25 10.24-20 15x24 11.29x20 16-21 en was daar vanzelfsprekend alleszins tevreden mee. Het uitsparen van de zet 37-31 is belangrijk voor wit. Veel erger is de Tsjizow-ruil na 9.31-26 16-21 10.37-31 20-25 11.24-20 15x24 12.29x20 22-27x28x21x27. Het realiseren van een kansrijke omsingeling is dan geen eenvoudige opgave.

Tijdens de masterclass behandelde Anatoli Gantwarg het systeem 7.35-30 10-14 8.31-27 22x31 9.36x27 14-19 10.30-24 etc. De bedoeling is om de zwarte lange vleugel uit te putten. Echter als zwart consequent zoveel mogelijk materiaal van de korte vleugel richting lange vleugel speelt, dan is het een en ander lastig te realiseren. In de partij tegen Bremmer begon Rob Clerc met de ruil 7.31-27 22x31 8.36x27 en had daar na de reactie 8...13-19 9.29-24 etc, best wat spijt van.

In de partij Gantwarg - Wesselink werd 1.33-29 17-22 2.39-33 11-17 3.44-39 6-11 4.50-44 19-23 5.32-28 23x32 6.37x28 16-21 7.41-37 11-16 8.37-32 20-24 9.29x20 15x24 10.34-29 10-15 11.29x20 15x24 12.39-34 5-10 13.43-39 gespeeld. Pas op dat moment ging zwart over de ruil 21-27 om de aanval tegen schijf 24 wat af te remmen.

Peter van der Stap speelt tegenwoordig wel vaker met zwart hekstellingen op de manier, zoals in diagram 2. Je kunt discussiëren over de vraag voor wie een hekstelling kansrijk is. In deze stand is hij het zeker niet voor zwart. Er zit verschrikkelijk veel materiaal in de hekstelling. Naast de schijven 14 en 10 is de hele rij 4 tot en met 13 nog gevuld.

De zwarte voorpost is kwetsbaar en als aanval ertegen niet helpt, dan kan hij gemakkelijk afgeruild worden met groot overwicht in het centrum en op de lange vleugel. Na 15.42-37 is volgens Truus alleen 15...13-18 nog speelbaar. Dat is geen zet, die je als zwartspeler graag speelt, hoewel de verschillende afwikkelingen tegenvallen.

In de partij volgde het scherpe 15.28-23 13-18 16.34-30 25x34 17.39x30 9-13 etc. In diagram 3 gaf wit een stuk weg via 22.42-37 27-31 en 13-19 X. Gebruikelijk is de manoeuvre 22.49-44 gevolgd door de herhaalde aanval over veld 30.

Truus geeft het ondersteunende zetje 22.49-44 11-17 23.34-30 13-19 24.40-34 19x28 25.30x19 14x23 26.34-30 23x32 27.30-25x5. Dat is echter niet erg best voor wit, omdat de dam er met groot nadeel vanaf gaat. In de herkansing komt Truus met 22.49-44 11-17 23.50-45 6-11 24.38-32; 26-21; 47-41 en 48-42xx6. Echter het verloop 22.49-44 11-17 23.50-45 3-9 24.42-37 27-31 en 20-25 kan mij ook niet erg bekoren voor wit.

Ook Sven Winkel zat het niet tegen. De witte stand ziet er beter uit, dan hij is. Het materiaal is erg gedund en zwart heeft in 48...12-17! een beginzet, waarmee het bord vlot leeg gemaakt kan worden. Er dreigt 13-18. Na 49.32-27 17-21 50.37-32 is de doorbraak 50...11-17 etc nog geen dreiging. Maar na de tussenzet 48...12-17 49.32-27 30-34x24 zijn de reddende doorbraken voor zwart niet meer te stoppen.

Sven geeft aan, dat de afwikkeling 49.32-27 17-21 50.37-32 26-31; 21-27; 13-18 en 11-17x29 op slag remise is.

In de partij volgde de ruil 48...12-18? en 11-17x18 om tot de ontdekking te komen, dat schijf 18 na 33-29 enorm op de tocht staat. De enige en heel acceptabele verdediging 51.33-29 14-20 52.28-23 30-34 werd vervolgens eveneens gemist. Het gaat dan om het eindspel 53.39x30 35x33 54.23x12 13-18 55.12x23 20-24 56.23-18 24-30 57.18-13 30-34 en de zwarte doorbraak lijkt niet te stuiten.

Sven Winkel geeft aan, dat offeren met 58.32-28 plus damhalen op veld 3 hopeloos is voor zwart. Bijvoorbeeld 58.33x22 13-9 59.22-28 9-3 60.28-33 3-25 X.

Zelf mocht ik tegen Fred Ivens spelen. Ik kan mij werkelijk niet herinneren ooit eerder tegen hem gespeeld te hebben. Hij opende met 1.31-27. Het is dan altijd moeilijk om de bedoeling van de tegenstander te raden. De variant 1...17-21 2.37-31 21-26 3.32-28x32 kan mij niet bekoren. Vandaar dat ik altijd direct kies voor de zetten 18-23 of 19-23. Na 1...18-23 2.33-28 17-21 ontstaan interessante klassieke varianten, waaronder de Molimard.

Twee jaar terug in het WHDB kampioenschap had ik tegen hem succes met de Molimard. Daarom leek aansturen op een herhaling tactisch gezien niet zo verstandig. Fred Ivens toonde zich voorheen wel een liefhebber van het half open klassiek klassiek. Dus het werd vandaag 1...19-23. Ik was niet erg blij met zijn reactie 2.37-31 i.p.v. het gewenste 2.33-28 17-21 etc.

Een symmetrische klassieke positie is ontstaan. Met schijf 49 op 47 en 2 op 4 volgt vrijwel altijd de Hooglandaanval met 34-29x29 (20-25x24) 27-22x22. Hier is de situatie onduidelijker, omdat zwart een extra stuk heeft voor de aanval tegen schijf 22 en wit een verdediger minder. Fred vroeg zich na de partij af wat 34-29x30 waard was geweest. Persoonlijk vind ik (20-25) 28-23 etc. eerder vervelend voor wit, dan voor zwart. Echter ook (18-23) en wachten op 40-34 om de lange vleugel te ontwikkelen is een speelbaar idee.

Fred speelde naar verwachting 8.34-29 23x34 9.40x29. Hij hoopte op 9...18-23 10.29x18 12x23 11.28-22 17x28 12.33x22 23-29. Een idee uit de stand met de schijven 49 en 2 op 47 en 4. Degene, die het centrum onder controle krijgt, heeft voordeel. Wit is het eerst. Echter het nuchtere ruiltje 12...11-17x17 is vervelend voor wit. Ik reageerde in de partij met het thematische 9...20-25 10.29x20 15x24. Helaas besloot wit daarna af te zien van de Hooglandaanval en moest ik iets doen (ruilen) om de lange vleugel te consolideren.

In diagram 2 heeft wit theoretisch voordeel. Hij is immers sterk genoeg op de korte vleugel om de Olympische formatie neer te kunnen zetten als voorbereiding tot een aanval door het centrum of een slechte klassieke stelling voor zwart. Maar daarvoor is tevens kracht in het centrum en op de lange vleugel nodig. De zwarte tactiek is het uitputten van de witte lange vleugel en centrum om de formatie 45,40,35,34 buitenspel te zetten.

De witte reactie 17.50-45 is opmerkelijk. De ruil 24-30 etc. is niet erg aantrekkelijk voor zwart, omdat dat hem de controle op de lange vleugel kan kosten. De ruil komt m.i. pas in aanmerking als wit veld 28 heeft bezet. Na 17.50-45 7-12 18.46-41 6-11 stond wit voor het blok. Op 32-28 of 33-28 volgt 24-30. Na 44-40 (11-17) 32-28/33-28 (17-22) begint het zwarte plan tot uitputting van het vijandelijke centrum en lange vleugel te werken. 

Een interessante klassieke positie is ontstaan. Wit heeft zojuist 49-44 gespeeld. Dat is gericht tegen de manoeuvre 23-29-34 e.d. waarmee Fred tijdens het WHDB kampioenschap werd verrast door Peter van Eck. Volgens mij is het hier nog geen dreiging. Dus is 49-44 een overbodige zet.

Zwart moet nu evenwel een belangrijke beslissing nemen. Op een symmetrische klassieke stelling aansturen met 11-17-21 gaf mij geen goed gevoel.  Vandaar de opstelling met 12-17 uit de partij, waarmee zwart zich vastlegt op de aanval.

In diagram 4 moet wit een belangrijke beslissing nemen. Zwart heeft zich helemaal vastgelegd op de aanval en dient de stelling ten koste van alles open te houden. Op 28.39-33 is de ruil 28...24-30x29x30x24 de enige serieuze optie voor zwart. Na 28.44-40 20-25 29.38-33/39-33 staat schijf 40 wellicht op het verkeerde veld om succesvol tempoklassiek in te leiden.

Het gespeelde 28.39-34 is venijnig. Na de vingerzet 28...1-6?? 29.27-22 18x27 30.31x22 kan zwart direct opgeven. Echter na 28...20-25 29.39-33 1-6 kan wit het gesloten karakter van de stelling niet meer langer handhaven.

In diagram 5 meende ik de stand te forceren met 33...15-20. Ik had echter onvoldoende rekening gehouden met de reactie 34.30-25 en zwart heeft geen geschikt tempo. Tenminste als 34...21-26 35.25x14 26x28 36.14-10 niet als geschikt zou willen betitelen. Ook 33...15-20 34.30-25 24-29 35.25x14 19x10 36.27-22 18x27 37.31x22 8-12 38.22-18 13x22 39.39-33 is het niet helemaal. Toch is 15-20 waarschijnlijk een goede zet. Het alternatief 33...21-26 34.42-37 15-20 ziet er namelijk leuker uit dan het is.

Bekend is, dat zwart meestal weinig heeft aan een verloop als 35.30-25 8-12 36.25x14 19x10 37.39-33 24-29 38.33x24 23-28 39.32x23 18x20 40.35-30 etc. en het zwarte probleem op de korte vleugel is minstens zo erg als het witte probleem op de lange vleugel, terwijl wit de overhand dreigt te krijgen in het centrum. Natuurlijk heeft wit allerlei alternatieven voor 35.30-25 resp. 37.39-33.

Na een half uurtje rekenen besloot ik na 33...15-20 34.30-25 tot de zet 34...11-17. Na de partij gaf Rob aan, dat ook 34...8-12 35.25x14 19x10 36.31-26 12-17 in aanmerking komt. Er zitten een paar zetjes in. Daardoor komen 48-43 en 39-33 nauwelijks in aanmerking. Wel speelbaar is 37.38-33 13-19 38.33-28 10-14 39.45-40 14-20.

Zwart dreigt vooral met 17-22. Dat had ik niet gezien. Maar op 40.42-38 17-22 41.28x17 11x31 mag 42.36x27 niet vanwege 23-28 X, terwijl 42.26x17 faalt op 31-37 en 18-22 X. Na 42.26x37 18-22 heeft zwart een prachtige aanval. Op 49.48-43 zit het zetje 24-30 erin, terwijl 49.39-33 23-29 50.42-38 20-25 of 19-23 er niet goed uitziet voor wit. 

 

In deze stand mag wit nog niet de opsluiting innemen met 36.31-26, vanwege de afwikkeling 23-28 X. Het gespeelde 36.39-33 is niet echt geweldig, omdat zwart dan een eenvoudige controle heeft op de lange vleugel en zelfs wat winstkansen krijgt. Opgemerkt werd, dat 36.39-33 21-26 37.27-21 26x39 38.21x3 39-44 niet goed is voor wit. Echter 36.39-33 21-26 37.33-28 26x37 38.28x30 37x28 39.38-32 28x37 40.42x31 levert weinig op.

Een beter alternatief lijkt 36.39-34. De achterloop 36...21-26 is dan wel verhinderd door 27-21. Na 36...17-22 37.31-26 is zwart een schijf kwijt. De variant 36.39-34 8-12 37.34-30 24-29 38.30-25 21-26 39.35-30-24x5 kwam vluchtig op het bord na de partij. Truus kwam met 38...29-34 39.38-33 10-14 40.31-26 33-38 en 23-28x32 met kansen.