Achtste ronde nationale competitie 2007

Partijen, Masterclass, Verslagen en Home


Dordrecht - Het was gisteren bepaald geen walk-over tegen DVSB, hoewel de uiteindelijke uitslag anders doet vermoeden. Aan veel borden zat sterk tegen zwak en de 'zwakken' toonden zich bepaald niet bereid zich zomaar bij de feiten neer te leggen. Na drie uur stond bijna overal een 'saaie' stelling op het bord en een uitslag rond 11-9 lag voor de hand. Toen sloeg opeens de vlam in de pan. Anton van Berkel mocht de Coup Springer nemen tegen Waldo Aliar en Peter van der Stap maakte het bord leeg tegen Eric van Dusseldorp. Daarna hield ons staart hun grootmeesters op remise en sloegen onze grootmeesters toe vanuit remiseposities en werd het een echt drama.  

Inmiddels zit ik twee maanden in het FMJD-bestuur. Allerlei zaken hebben inmiddels de revue gepasseerd. De eerste honderd dagen zijn al weer een heel eind op streek. Frank Teer heeft samen met Eleonora Bubbi en Johan Bastiaannet de officiële aanvraag voor een IOC lidmaatschap de deur uit gedaan. Zelf ben ik lid van de commissie, die Beijing 3 oktober tot 18 oktober voorbereid. Pittige discussies hebben plaatsgevonden. Het uitgangspunt moet zijn zoveel mogelijk deelnemers, alle grootmeesters moeten er zijn, zoveel mogelijk landen en de Olympische gedachte. Om zoveel mogelijk landen mee te krijgen, zal er flink in de beurs getast moeten worden. Zonder subsidie in de reiskosten zullen de kleine landen verstek laten gaan en is een echt internationaal gebeuren een illusie. 

De vorige keer heb ik twee standen opgezet. Wanhopig hebben allerlei mensen gezocht naar de oplossing. Eigenlijk geen enkele reactie, waaruit bleek dat iemand de nevenstaande positie had opgelost. De stand schijnt afkomstig te zijn van een Fransman. De oplossing is 37-31, 32-28 en 30-25. Zwart kan zijn dam op geen enkele manier weggeven. Aardig is de mogelijkheid (19-24) 34-30x19x38 X. De andere wending is wel gevonden: 35-30 (33-38) 24x33 en 37-32x44 X.

Van Wouter van Beek ontving ik recentelijk een exemplaar van het boek 'Roozenburg'. Dit bevat een bloemlezing over het leven van Piet Roozenburg als wereldkampioen, bestuurder en mens. Voorts is er een CD bij met al zijn bijdrages aan verschillende dambladen. Meer dan twintig auteurs hebben hun visie gegeven op het verschijnsel Piet Roozenburg. Toch blijft na het lezen van al deze bijdragen voor mij de mens Roozenburg een even groot raadsel als hij voor mij en zijn tijdgenoten was. Hij heeft een groot aantal theoretische ontwikkelingen op gang gezet, die heden ten dage tot de standaard bagage behoren van elke zichzelf respecterende topspeler. Het is moeilijk te geloven, dat je iets dat je zelf van haver tot gort kent rond 1948 totaal onbekend was. Het is verbijsterend, dat enkele topspelers uit die tijd er blijk van geven nauwelijks iets van het eindspel af te weten. Dat schijnt pas een vast onderdeel van de geestelijke bagage van topspelers geworden te zijn na de komst van Sjtsjogoljew. 

Roozenburg heeft tot tweemaal toe een revolutie in gang gezet. De eerste maal was in 1948. Volkomen uit het niets ontwikkelde hij een totaal nieuwe stijl. Iedereen speelde in die tijd tempoklassiek. Hij was tijdens de voorbereiding van het wereldkampioenschap tot de conclusie gekomen, dat hij de regerend wereldkampioen Pierre Ghestem niet kon verslaan op dit punt. Hij introduceerde daarom in 1948 een reeks nieuwe ideeën. Deze gingen gezien de uitslag als een mes door de boter. Later maakte hij rond 1962 zijn rentree in de damwereld na lange tijd zijn maatschappelijke carrière te hebben laten prevaleren. Wederom volkomen uit het niets een nieuwe Roozenburg. Wederom introduceerde hij een reeks nieuwe ideeën, die nooit eerder gezien waren. 

In Turbo Dambase staan 1018 partijen. De voorbereidingen van de revoluties in 1948 resp. 1962 komen er niet zichtbaar in voor. Het lijkt wel of hij zijn ideeën ontwikkelde zonder ze ooit vooraf uit te proberen. Ton Sijbrands heeft wat van zijn mooiste partijen getoond. Hij is van plan zelf nog een boek te schrijven met alles wat Roozenburg heeft betekend voor damtheorie. Een van de gekste partijen in het boek vond het duel, dat Pieter Bergsma en hij speelden tijdens het Nederlands kampioenschap 1963. Hij maakte er zelf een analyse van. Allerlei gekke afwikkelingen deden zich voor zie de animatie.

In deze stelling uit de partij Wiersma - Winkel speelde zwart de ruil 18-22x22. Dat kan hij nooit van Gantwarg geleerd hebben. Na de ruil krijgt hij een hoop materiaal op de korte vleugel, dat geen toekomst heeft vanwege het ontbreken van een aanknopingspunt op 36. Ook biedt het wit de kans de aanval te openen op de andere vleugel.

Het elimineren van een sterk stuk van veld 27 is een idee. Alleen niet in deze stand. Hier had zwart de tanden op elkaar moeten zetten en de ontwikkeling van de lange vleugel moeten voorbereiden met 17-21, 4-10 en 19-24x23x19 of 17-21, 18-23, 20-24. Ook dan staat wit waarschijnlijk goed. Maar minder dan in de partij.

Hoewel tot nog toe geen van de basisspelers van het eerste een nederlaag blijkt te hebben geleden was Sven er zaterdag erg dicht bij. Diverse mogelijke winsten zijn aangegeven. In de diagramstand is de doorbraak 38-32 en 26-21 verschrikkelijk. Volgens Sven, die er wel voortdurend bijgezeten heeft, toen de heren grootmeesters het bord overgenomen hadden, is het gebleven bij 'mogelijke' winsten. Bij analyse bleek op 38-32 en 26-21 naar 37 lopen met schijf 37 een probleem. Harm vond nog een remise door met 22 naar 33 te lopen. 

Zoals reeds opgemerkt liep het niet erg tijdens de wedstrijd. Rob Clerc speelde tegen Laurens Fijn van Draad. Dat is een tegenstander waar je ook als grootmeester nauwelijks van kunt hopen te winnen. Rob was echter de conclusie gekomen, dat de situatie op de andere borden een serieuze winstpoging vereiste. 

Helemaal veilig is de witte stelling niet na het gespeelde 32.48-42!? Zwart reageerde met 17-22 en kwam in grote problemen. Na een plausibele variant als 32...20-25 33.39-34 3-8 34.42-37 (De afwikkeling 34-29, 42-37, 28-23 en 38-33x14 is niet helemaal veilig) 17-22 35.28x17 21x12 36.37-31 6-11 37.33-28 9-14 heeft wit op het eerste gezicht wat moeite om een geschikte voortzetting te vinden. 

Flits komt in het diagram rechts echter met 38.38-33 14-20 39.27-22 en 31-27. Op 38.38-33 11-17 volgt 39.34-29 25x34 40.29x9 14x3 41.40x29 23x34 42.27-22, 35-30, 28-22 en 26-21x2 X. De suggestie om een schijf te geven met 38.38-33 24-29 39.33x24 11-17 kan ik niet serieus nemen, zodat het wat overdreven is om te beweren, dat wit echt in gevaar zou zijn.

In diagram 5 heeft zwart een klein probleem. Er dreigt namelijk 39-34-29x29. Na 35...3-8 36.39-34 is het duidelijk, dat de bomzet 24-30 niet werkt. Zwart kan onplezierige beslissingen nog even voor zich uitschuiven met 35...11-17. Na bijvoorbeeld 36.36-31 3-8 37.31-26 8-12 38.39-34 24-30 39.35x24 19x39 40.28x8 12x3 41.33x44 is hij een schijf kwijt. Dat is dan ook de reden om direct de koe bij de horens te vatten met 35...24-29 36.33x24 20x29 37.39-33 29-34 38.40x29 23x34.

In deze stelling kan wit op diverse manieren een schijf winnen. Een mogelijkheid is 39.35-30 18-22 40.27x20 15x35. Flits komt daarna met het tegenoffer 41.33-29 34x23 42.38-33 en de witte schijf 25 gaat vervelend doen. 

In de partij speelde wit het venijnige 39.37-31. Na 39...19-24 40.35-30, 33-29x8 en 27-21x13 was het op slag uit. Iets meer verdediging geeft 39...15-20 40.35-30 34-39 41.33x44 20-24 42.28-23 19x26 43.30x10 18-22 44.27x9 3x5. Het blijft evenwel gevaarlijk voor zwart. Rob merkte nog op, dat hij i.p.v. 40.35-30 de prik 40.27-21x22x21 overwoog. 

Michiel Kloosterziel had internationaal grootmeester Alexander Boulatov. Het kostte hem uiteindelijk relatief weinig moeite om een voordelige remise te bereiken. Er volgde de afwikkeling 35.35-30 25x34 36.40x29 1-7 37.37-32 18-23 38.29x18 12x23 39.45-40 23-29 40.33x24 19x30 41.40-35(?) 30-34 42.48-43 21-26 43.31-27 16-21, 7-11, 8-12x42 en 26-31. Grootmeesters zijn soms ook maar een mens.

De hele partij had Anatoli tegen een onwillige tegenstander een licht overwicht weten te handhaven. Zwart lijkt in de diagramstand met zijn laatste zet 40...13-18 zelfs het voordeel over te nemen. Hij werd echter verrast door de minder bekende manoeuvre 41.37-31 26x37 42.42x31. De achterloop 42...21-26 43.28-22 26x39 44.22x13 19x8 45.30x10 39x30 46.35x24 23-29, 17-22 en 8-13x5 verliest voor zwart.

Rechts heeft wit de testzet 48.26-21 gespeeld. De afwikkeling 48...18-22 neem je niet graag met de vlag op vallen, maar het was natuurlijk wel de eenvoudigste weg naar remise geweest. 

Na 48...6-11 49.31-26 11-17? 50.33-28 24-29 51.30-24 is het uit. Anatoli wees er nog op, dat het alternatief (48...6-11) 49.33-28 24-29 50.30-24 19x39 51.28x6 18-22 niet goed is voor wit.

In diagram 3 nam zwart de afwikkeling 60...23-28. Deze is vrijwel op slag uit. Remise is de vier om twee na 60...32-37 61.7-2 24-29 62.33x22 23-29 63.34x23 25x34 64.2-16 34-39 65.16-49 37-41 66.23-19 41-47 67.19-14 47-33 68.22-18 33-11 69.14-10 11-7 70.18-13 7-2 71.13-9 2-16 =. 

 

Alexander Schwarzman behoorde niet tot de winnaars. Hij deed toch een aardige poging met de afwikkeling 45.44-40 30-35 46.34-30 35x24 47.32-28, 47-41 en 39-34x3. Evenwel het eindspel bleek alleen nog maar schijnbaar kansrijk.  

Evgueni Vatoetin heeft weinig grip op het spel van Dirk van Schaik. Een vorige seizoen stond hij zelfs pardoes verloren. Ditmaal bereikte hij nog de diagramstand rechts. Dirk wikkelde af naar remise met 19-23 en 17-22. De witte schijven staan daarna elkaar verschrikkelijk in de weg, zodat winst een illusie is.

Ook Ron Heusdens was aanvankelijk weinig succesvol met het overmeesteren van een zwakkere tegenstander. Wit heeft een achtergebleven stuk op 36. Daardoor heeft zijn centrumoverwicht weinig betekenis. Na 44...12-17 loopt de partij vlot remise. In de partij volgde het wat slome 44...4-9 45.28-22! 18-23 46.38-33 23-28 47.32x23 21x41 48.46x37 en opeens had hij alle kansen.

Rechts staat hij mogelijkerwijs gewonnen. Echter het gespeelde en voor de hand liggende 51.29-24? is niet de sterkste. Na 51.40-35 had zwart moeten kiezen tussen de partijvariant of 51...14-20 52.35-30 20-25 53.30-24 12-17 54.23-19 13-18 en er zijn nog diverse plakkers en lastige eindspelen. Na 51.29-24? kan zwart direct remise maken met 51...14-20 52.24x15 9-14 53.34-30 13-19 =.

Aan de staart werd de wedstrijd gewonnen. Het ging de vorige keer niet zo geweldig tegen Waldo Aliar. Ditmaal had Anton van Berkel zich daarom met wat bescheidener doelen tevreden gesteld. In de diagramstand heeft zwart wat druk. Veel stelt het allemaal niet voor. Na 14-20x20 op de volgende zet heeft zwart weliswaar wat ontwikkelingsvoorsprong, maar door het ontbreken van een aanknopingspunt op 35 stelt het allemaal weinig voor. In de partij liet wit met 27.44-40 de coup Springer 24-29 etc. toe. Hij had zich vertelt bij het berekenen van de kosten van de afwikkeling.

Zwart staat een schijf voor. Zijn tegenstander moet nog een schijf geven en een heel stuk wandelen, voordat hij op dam is en iets terug kan doen. In deze stand besloot zwart tot het ongelukkige 41...19-24 Dat houdt de witte doorbraak lange tijd op. Echter het doet niets nuttigs voor de eigen doorbraak. Met 41...18-23 wint ogenschijnlijk eenvoudig.

Er dreigt 23-29 en 19-24 met afscherming van de lange vleugel. Na 42.39-34 23-29 43.34x23 19x28 44.37-32 28x37 45.40-34 12-18 46.34-30 17-21 47.30-24 21-27 48.24-20 14x25 49.15-10 25-30 moet wit nog meer materiaal geven om dam te kunnen halen.

Ondanks een fikse materiaal achterstand en vangstellingen is de situatie voor wit nog niet hopeloos. Anton gaf na de partij aan, dat het omwisselen van de zet 53.31-26 met 53...10-4 een wereld van verschil maakt. Daarna wordt 54.31-26 een probleem. In de partij kreeg zwart door 53.31-26 de kans met 53...21-3 het zijn tegenstander lastig te maken. Aangegeven werd, dat op 54.10-4 de tussenzet 54...3-14 nodig is. Pas na 55.37-31 is het ruiltje 55...14-9 beslissend.

Het eindspel uit de partij is kansloos voor wit. De twee vijandelijke dammen vormen een formidabele macht. Toch heeft zwart in de partij vrijwel al zijn tijd opgebruikt in een wanhopig zoeken naar de winst. Pas toen zijn tegenstander de vergissing maakte in de diagramstand 27-31 te spelen kwam deze via 16-21! in matnet terecht.

Voor het winnen van dit eindspel staat zwart waarschijnlijk beter op de linie 4/36, dan op de lange lijn met zijn tweede dam. Meestal is daarna de strategie het omwisselen van de dam op 17 met de schijf op 6. De stand met schijven op 16 en 17 en dammen op 6 en 18 ontneemt wit vrijwel alle velden van het bord. Wit wordt door de combinatiedreiging 17-21 gedwongen passief in een kwadrant te blijven. De losse zwarte dam op 18 gaat hem in dat kwadrant opzoeken en afruilen. Wit kan het zijn tegenstander soms nog lastig maken door het opspelen van schijf 36. Als het goed is, wordt deze schijf direct gearresteerd en is het daarna uit om dezelfde reden die het opspelen van schijf 36 nodig maakte.

Peter van der Stap had de partij van de dag toen zijn tegenstander besloot tot 39...3-8(?) 40.28-22 24-29 41.33x24 12-17. Eric van Dusseldorp verwachtte natuurlijk 42.26-21 17x37 43.27-22 met een voordelige remise voor zwart. Hij was dan ook evenals de rest van de zaal danig verrast door de reactie 32-28, 39-33x6, 35-30 en 1-6 X.

In de diagramstand is de beste verdediging gewoon 39...11-17. Ten onrechte maken veel zwartspelers zich zorgen over de gevolgen van 27-21xx. Een doorbraak tegen de zwarte korte vleugel kost immers tenminste een stuk. Langdurig kan zwart de doorbraak ophouden door het handhaven van de formatie 12,13,18. Na 39...3-8 40.28-22 11-17 41.22x11 16x7 42.33-28 14-20 43.28-22 zijn alle kansen aan wit.