Vierde ronde nationale competitie 2007

Home


Bij de eerste belangrijke wedstrijd van het seizoen werd niets aan het toeval overgelaten. We speelden nu niet met een maar met twee 'invallers'. Naast Schwarzman hadden we Yuriy Anikyeyev als invaller. Het werd ogenschijnlijk een walkover. Misschien had er zelfs 15-5 ingezeten. Het werd slechts 14-6. Een score, die voorheen ondenkbaar was tegen een ploeg als Witte van Moort. Het zat bepaald niet tegen. Het volledige vernieuwde team van de tegenstander opereerde nog niet als een echte eenheid en zag beide grootmeesters Auke Scholma en Hans Vermin onverwachts kopje ondergaan tegen Rob Clerc en Anton van Berkel. Daarna was het vechten tegen de bierkaai. Zeker toen Yuriy en Michiel stand hielden tegen Getmanski en Derkx.

Rob Clerc zat vandaag buitengewoon goed voorbereid tegen Auke Scholma te spelen. Na de vorige wedstrijd werd in de chinees het enige aanwezige bordje van Edwin de Jager aldra in beslag genomen aan het andere einde van de tafel door Gantwarg, Clerc en Winkel. Ik kon niet zien wat er precies gebeurde. Ik zat te ver weg. Bij de masterclass was Gantwarg geheel tegen zijn gewoonte in buitengewoon gedetailleerd over bepaalde posities. Ik ben nog niet in de gelegenheid het een en ander op internet te zetten. Rob Clerc is in aanval versus verdediging alleszins bereid om de aanval te spelen en de strategieën van Gantwarg stevig aan de tand te voelen. Hij is daar best handig in. Auke wist natuurlijk niets van deze voorbereiding.

Vanuit 33-28 18-22 opening kwam nu eens niet de hekstelling, maar een wat vergeten Roozenburg variatie op het bord (3x). In vergelijking met de 32-28 18-22 opening staat het witte centrum wat minder compact. Toch zijn er vergelijkbare varianten mogelijk. In het algemeen wat minder gunstig. Daarom is de oversteek van schijf 35 naar 25 geen onlogische actie, ondanks de robuuste zwarte aanval, die daar ongetwijfeld het gevolg van zal zijn.

Opgemerkt kan worden, dat na 10.35-30 4-10 11.28-23 18x29 12.34x23 13-19 wit zijn stuk nooit meer lijkt terug te zien. Truus komt echter nog met de (thematische) wending 13.48-43 19x28 14.39-34 28x48 15.38-32, die de boel materieel gelijk houdt. In de stand uit 32-28 18-22 is de Springer met 35-30 en 28-23x23 een weinig gespeeld, maar kansrijk plan. Auke Scholma en Sjoerd Visser speelden eens de zettenreeks:

Scholma,A. - Visser,S. NLD-ch qf1, 00-05-1980, 0-2
10.35-30 20-25 11.30-24 1-7 12.37-32 11-16 13.32x21 16x27 14.34-29 13-19 15.24x13 8x19 16.29-24 19x30 17.28-23 18x29 18.33x35 12-18 19.41-37 27-31


Wit heeft na de wat grove ruil 13-19x19) meerdere mogelijkheden. Hij koos voor 29-24 en 28-23x35. De vlucht naar de rand van zwart via (12-18)  41-37 (27-32) kan het niet zijn voor zwart. Wit liet zich evenwel later door pure onoplettendheid wurgen. De vraag is wat (9-13) 41-37 13-18 waard is met de bedoeling de aanval te handhaven.

 

Gantwarg heeft het in dit soort stelling over twee opstellingen voor wit t.w. 47,41,42,37 (zonder 48) resp. 48,47,42,37. Bij het eerste plan is het de bedoeling geen 37-31 te spelen en de zwarte aanval met tactische middelen te counteren.

 

In diagram 3 kan dit niet meer, omdat schijf 37 reeds op 31 staat.  De formatie 3,9,14 staat er nog en staat zwart wat te ver naar voren, waardoor de vereiste controle over de andere vleugel (veld 24) niet gemakkelijk te bereiken is. Het bezwaar van het opspelen van schijf 37 naar 31 is, dat zwart gemakkelijk de witte lange vleugel onder de voet kan lopen met de aanvalsruil 17-21x21.

 

De tweede opstelling is nog realiseerbaar. Maar de hangende schijf 41 is wat jammer. Daardoor kan verder gaan met 20.38-33 19-23 tot gevolg hebben, dat de aanvalsruil 17-21x21 weer in de stand komt. Ook zou de formatie 3,9,14 zwart de gelegenheid kunnen bieden controle te pakken op de andere vleugel. De terugruil 20.39-33 18x29 21.34x43 is geen feest, maar vermoedelijk bittere noodzaak.

 

Zwart gaat verder met 21...18-23 en streeft naar een breed front met de permanente bezetting van de velden 22, 23, 24 en 27. Na 21...19-23 22.29-24 23-28 23.41-37 2-8 en bijvoorbeeld het grove 24.38-33 28x39 25.44x33 staat wit best aardig. Het zetje 25...14-20 26.43-38 20x29 27.33x24 17-21, 27-32 en 18-22x41 dreigt zwart na 42-37 op termijn een stuk te kosten.

 

Auke Scholma geeft nooit wat weg. Hij heeft zojuist 25.38-33 gespeeld. De positioneel sterke ruil 25...22-28? wordt dan (tactisch) beantwoord met 26.31x22 28x39 27.22-18 en 30-25 X. Een zet later na 25...14-20 26.42-38 is 26...22-28?? ook nog verhinderd door het thematisch 27.31x22 28x39 28.47-42 17x28 29.50-44 en 43-39x16 met stukwinst.

 

Gretig heeft zwart de aangeboden aanval gestalte gegeven. In diagram 5 speelt wit 31.49-44? Dat zou strategisch gezien nog wel door de beugel kunnen. Aangezien schijf 49 toch geen enkele rol meer speelt. Het gaat slechts om de vraag of wit schijf 24 weet weg te krijgen of niet. Hij moet daartoe naar 34 om de ruil 33-29x29 voor te bereiden. Ook heeft 49-44 het voordeel, dat de zetjes ingeleid met 27-32 doodslaan op veld 40.

 

Toch blijkt de zet ernstige tactische bezwaren te hebben, zoals Rob even later aantoont. Hier had onmiddellijk 31.37-32 gevolgd door 42-37-32 en 33-28 gemoeten. Gantwarg merkt op tijdens de masterclass, dat wit zich na zulke afwikkelingen geen illusies moet maken over waar de kansen liggen na dit soort afwikkelingen.

 

Er komt zowel een witte als een zwarte dam op het bord. De zwarte heeft bewegingsvrijheid en de witte meestal niet. Ook heeft zwart vaak actieve vangstellingen. De witte reserve dammen op de velden 26 en 36 vormen daarvoor slechts een kleine compensatie. Wit kan niet hopen op meer dan remise. Maar dat is allicht beter, dan ingeblikt te worden, zoals in de partij.

 

De opstelling met schijf 8 is de vrucht van de gezamenlijke analyse twee weken geleden. Het brengt soms wendingen ingeleid met 17-21 erin. Veld 8 moet dicht het centrum combinatief gebruikt kan worden. Zwart speelde 34...23-29! De broodnodige aanval tegen schijf 27 met 35.37-32 is verhinderd door 35...22-28 en 14-20 X.

 

Truus geeft aan dat het gespeelde (23-29) 35.44-40 beter vervangen kan worden door 35.44-39. Na 35...18-23 36.37-32 11-16 37.32x21 16x27 38.33-28 22x42 39.31x11 12-17 40.48x37 17x6 41.37-32 heeft wit controle, terwijl op het zetje 39...15-20 40.48x37 12-17 41.11x22 23-28x49 de zwarte dam via 50-44 onschadelijk gemaakt kan worden.

 

Tenslotte is de witte vangstelling 39,50 na 39...42-47 40.11-6 aanmerkelijk actiever is dan die van zwart. Truus speelt verder met 40...13-18 41.43-38 47x44 42.50x39 23-28 en komt nog tot wat verdediging voor zwart.

 

Het is niet helemaal duidelijk, wat wit gezien heeft. In de laatste diagram kan hij welgevoelig opgeven. De afwikkeling 33-28 kan niet en er dreigt 17-21 etc. Het bijgeven met 40-34 alvorens 33-28 te spelen uit de partij helpt weinig.

 

 

 

 

 

Wederom kwam de grote mode variant van op winstspelende grootmeesters op het bord in de partij Yuriy Anikyeyev - Alexander Getmanski. De zet 6.34-29 is bijzonder kansrijk voor wit, maar geeft veel complicaties. Het gespeelde 6.31-27 22x31 7.36x27 geeft zwart volop de kans te laten zien, dat hij meer van het spel begrijpt, dan zijn jeugdige tegenstander.

In diagram 2 staat wit heel behoorlijk, maar kan voorlopig weinig zinvols ondernemen. Zwart heeft de lijn 6/50 ontruimd en een blokkade ingesteld met het klaverblaadje 26,21,16. Hij is van plan al zijn materiaal op de lange vleugel te concentreren en een lange termijn aanval te lanceren tegen de witte korte vleugel.

Zwart heeft baat bij een open stelling op de lange vleugel. Wit heeft baat bij het klassiek maken van de stelling. Bijgevolg heeft wit baat bij het onder controle brengen en houden van veld 30. Logisch lijkt 50-44-39 gevolgd door 34-30. In de partij speelde wit 16.33-28? 5-10 17.34-30 19-23 18.28x19 14x23 19.30-25 10-14 20.38-33? 23-29! en zwart was geslaagd in zijn opzet.

In diagram 3 een soortgelijke misgreep. Hij speelde 33-28 omdat hij zich zorgen maakte over de aanvalsactie 29.42-38 12-17 30.47-42 17-22 31.41-36 22x31 32.36x27 18-22 33.27x18 13x22. Zwart staat dan een stuk of acht tempi voor en heeft overwicht aan de korte vleugel. Het ontbreken van aanknopingspunt 36 is jammer, maar niet onoverkomelijk.

 Aangezien wit het moet hebben van het klassiek maken van de positie heeft de kroonschijf geen werkelijke functie. Na 29.42-38 12-17 30.48-42 17-22 31.41-36 22x31 32.36x27 18-22 33.27x18 13x22 heeft zwart 'Ice' op de korte vleugel. Dat wil zeggen: Geen schijf op 36 en 47 elimineert elke zwarte aanvalskans. De zwarte stukken hebben daardoor wel veel tempi maar weinig toekomst ('Tempi for nothing'). Het gevolg van de positionele misgreep 29.33-28 is, dat de witte opbouw gestoord wordt door 29...2-8 en het gewenste 30.42-38 is verhinderd door het zetje 18-22 en 8-12x31.

Zwart heeft zijn zin gekregen. Hij heeft de verdediging op de witte korte vleugel tot spelen weten te verleiden en tevens zijn ontwikkelingsvoorsprong weten te handhaven. Yuriy merkt op, dat het gespeelde 36...3-9 vereist is. Na eerst 36...20-25 37.47-42 komt zwart niet meer verder. Op 37...3-9 zit er namelijk een zetje in met 28-22 en 35-30. Het endspel ziet er wel griezelig uit. Misschien moet het ingeleid worden met 37.48-42.

Na 36...3-9 speelt wit 37.38-33. Geen alternatief is 37.27-22, vanwege de verrassende wending 21-27x45 X. Ook 37.47-42 is geen zet, vanwege 17-22x22 met een gevaarlijke aanval. Maar wel een idee lijkt 37.40-34. Op 37...20-25 kan de achterloop 38.27-22 wel. De afwikkeling 38...25-30 39.34x25 26-31 40.36x27 24-29 41.22x11 16x7 42.27x16 29-33 43.38x18 13x44 44.25-20 gaat nog wel voor wit. Na andere zetten als 37...20-25 krijgt wit veld 30 onder controle resp. kan hij op 24-29 laten terugslaan en de zwakke schijf 35 oplossen.

Truus geeft aan, dat de variant 37.40-34 13-18 38.38-33 8-13 39.34-30? 20-25 40.48-43 25x34 41.39x30 faalt op de forcing 41...26-31! en 23-29. Na 39.47-42 20-25 40.48-43 17-22 41.28x17 21x12 dreigt 24-29 en 23-28x40. Wit heeft twee mogelijkheden.

Na 42.33-28 24-29 43.42-38 29x40 44.35x44 25-30 45.44-40 30-35 46.38-33 35x44 47.39x50 23-29 is de stand nog houdbaar voor wit. Een andere verdediging is 42.34-30 25x34 43.39x30 12-17 44.43-38 of 43-39. Steeds moet zwart de stand openbreken via 43-38 (17-21) 33-28 (24-29) 36-31 (9-14) 30-25 29-33 resp. 43-39 (23-29) 42-38 (18-22x22)  30-25 (19-23) 39-34x44 en 33-29 =.

In de laatste diagram maakt wit remise met de opmerkelijke zet 56.36-31! De pointe is, dat na 56...21-27 57.22-18x7 schijf 24 valt en zwart zijn 'overmacht' verliest. Yuriy gaf aan, dat het niet anders kon omdat hij de los staande stukken op 31 en 41 nodig had voor plakkers en andere tactische zaken na het komende 12-17x7. Hij merkt nog op dat hij ook wat zuiniger te werk kan gaan bij de slotafwikkeling (12-17x7) 23-18 (24-29) 18-13 (45-50) 39-33 (29x38) met 28-23.

 

De thema's, die Anatoli Gantwarg behandeld in de masterclass speelden ook hun rol in de partij Boudewijn Derkx - Michiel Kloosterziel. Michiel ging omsingelen, maar miste node de kennis, die neergeslagen is in de laatste twee afleveringen.

Het is niet uitgesloten, dat wit in de diagramstand een goede aanval heeft. Schijf 45 is opgelost. Maar zwart hoeft niet te wanhopen. Hij speelde echter in de diagramstand de kroonschijf. Die hoort er in deze stand niet bij. Het 'trampoline' plan vereist controle op de zwarte korte vleugel en niet al te grote verstoring van de tempoverhouding.

Zwart moet het dus hebben van het andere plan, waarbij een blokkade instelt aan de lange vleugel met het driehoekje 15,20,25 plus de kroonschijf. De kroonschijf is nodig voor verdediging tegen de aanvalsruil 34-30x30 en voor wendingen op de andere vleugel. Zonder de kroonschijf gaat dat allemaal gewoon allemaal niet.

Eveneens geen goed idee is de ruil 21-27x37x21. Wit krijgt dan vrijheid in het centrum plus tempi en de formatie 48,42,37 kan wederom geformeerd worden. Nodig is het formeren van het klaverblaadje 25,20,15. Dat kan op twee manieren. De ene mogelijkheid is gewoon 16...20-25 te spelen. De ruil 17.24-20 is niet bijzonder aantrekkelijk voor wit. Wanneer zwart de stand klassiek kan maken, dan staat hij niet minder. De ruil 24-20 niet nemen heeft tot gevolg, dat zwart via 14-20 vervolgens een normale omsingeling kan bereiken. 

Een andere mogelijkheid is de voorbereidende zet 16...4-9. Na 17.31-27 22x31 18.36x27 hebben we opnieuw een breed front. Truus merkt op dat na 18...21-26 het witte centrum erg kwetsbaar is. Bijvoorbeeld 19.28-23 17-21 gevolgd door 12-17x18 is verschrikkelijk.

Een beter plan lijkt 16...4-9 17.31-26 21-27 18.32x21 16x27 19.28-23 7-11 (20-25 geeft 24-20) 20.40-35 (op 20.42-37 27-31 heeft zwart zijn zin) 20-25 21.49-43 14-20 22.34-30 25x34 23.39x30 (diagram).

Bij dit soort aanvallen gaat het erom of schijf 23 bedreigt kan worden of niet. Truus doet op 23...9-14 blindelings 24.33-28 22x33 25.30-25. Na de nuchtere reactie 25...18-22 gaat toch een beetje het licht uit bij haar. Hoewel ze dapper blijft doorspelen. Onder andere komt ze met 26.44-39 33x44 26.23-19 14x34 27.25x5 44-49 (diagram) met de wendingen:

Een dergelijk verloop was natuurlijk niet goed geweest voor de zenuwen van de toeschouwers. Truus ziet zelf niets in 23...9-14 en speelt 23...10-14. Zelf zie ik daar nu na 24.24-19 en 35-30-24 weinig in.

Rechts de partijstand even later. Zwart besluit af te haken met de ruil 13-19x19. Dat kan nooit erg goed zijn. Wit heeft het daarna immers voor uitkiezen. Naast het gespeelde 29-23x23 zijn ook rustiger plannen te overwegen (32-28). Wit heeft tempi, het centrum en 'ice' op de korte vleugel (geen randschijf op 35).

Je kunt je afvragen of voortzetting van de omsingeling niet mogelijk is en overlevingskansen biedt.  Het gaat dan om de variant 21...17-22 22.41-36 22x31 23.36x27 11-17 24.33-28 (diagram). Natuurlijk komt 24.32-28 niet aanmerking, vanwege de bekende wending 17-22x41 gevolgd door 13-19 X.

De damgeefcombinatie naar 3 komt er pas goed in na 24...17-21? 25.40-35? 12-17 en 13-19 X. Echter na 24...17-21? 25.38-33 is de zwarte stand onspeelbaar. Truus geeft aan dat onmiddellijk het offer 24...15-20 25.24x15 13-19 nog soelaas biedt.

Aan alle kanten dreigt zwart met dood en verderf. Na teruggeven met 26.29-24 18x22 27.15x13 8x19 is het witte voordeel aanmerkelijk minder overweldigend dan in de partij. De uitval 28-23x23 geeft een voorpost op veld 23, waaraan zwart veel aanknopingspunten heeft voor het remise maken.

Wel een idee voor wit is het vastbijten in de schijfwinst met 26.27-21x21. Er ontstaat een waar Truus paradijs. Via 27...8-13 28.49-43 25-30 29.34x25 17-22 30.28x8 18x28 31.8x19 14x45 32.38-32 kan afgewikkeld worden naar een dure dam. Een andere variant is 27...9-13 28.49-43 18-22 29.37-32 22x24 30.23-18 12x23 31.21x3 24-30 en wit houdt zijn schijf. Echter na 27...9-13 28.38-32 is het geloof ik helemaal plat.

Vanuit diagram 5 kan het ook verder gaan met 24...1-7 25.38-33 14-20 26.37-31 26x37 27.42x31 18-22 28.27x18 13x22 29.49-43 16-21 30.31-26 22-27 31.43-38 8-13 32.40-35? (de afwikkeling 28-22 blijft gelijk) 13-18 33.48-43 18-22 34.34-30 25x34 35.39x30 20-25 36.44-39 25x34 37.39x30 7-11 en zwart dreigt zich te bevrijden met 11-16 en 12-18. Na 30...8-13 geeft Truus de doorbraak 31.43-38 13-18? 32.32-27 en 26-21 met een kansrijk eindspel voor wit.

In de partij resulteerde de nevenstaande positie. Zwart klampt zich aan het leven vast met een halve hekstelling. Wit aan zet moet kiezen uit allerlei aantrekkelijke mogelijkheden. Truus speelt 44.34-30 om de halve hekstelling kwijt te raken. Dat lijkt gezien de zwakke randstukken op de zwarte korte vleugel een goed plan. Een ander idee is 27-21x21. Truus ruilt met zwart de halve hekstelling naar voren af en komt in de verdrukking na 34-29 etc.

In de partij werd de ruil 28-22x23 genomen. Als zwart daarop reageert met terugruilen van de halve hekstelling, dan krijgt wit een duurzaam initiatief. Echt duidelijk is het allemaal niet. Na 28-22x23 (20-25x14) 35-30 (14-20!) pakt zwart het belangrijke punt 24.

In de partij besluit zwart zijn halve hekstelling te handhaven met 28-22x23 12-17!? (diagram). Een interessant idee alleen zet hij het niet door. Het is niet duidelijk wat er is tegen 38-32 (8-12!). Zowel na 34-30 als 23-19 gaat zwart af op schijf 27. De beste variant is nog 34-30 (13-18) 30x19 (17-22) 27-21x42 (22-27) met probleemloos remise. Opgemerkt wordt door Truus, dat i.p.v. 38-32 de zet 37-32 niet in aanmerking komt. Dan volgt het dubbeloffer (17-22), (20-25x3) 32-27 (16-21) en (26-31) met een remiseachtig afspel.

 

Tijdnood is verschrikkelijk. Truus geeft aan dat wit eenvoudig kan winnen met 50.39-34 (6-11 51.34-29 20-25 52.30-24 25-30 53.24-20 14x25 54.35x24 17-21 55.23-19 11-17 56.19x8 12x3 57.29-23 17-22 58.28x17 21x12 59.23-19 3-9 60.32-28 12-18 61.19-13 9-14 62.13x22 14-20 63.24x15 25-30 64.15-10 30-34 65.10-4 34-40 66.4-15 40-45 67.15-33 X.) De ruil 50.23-19 biedt nog opmerkelijk veel verdediging.

In deze stand gaat het niet meer om een schijfje meer of minder, maar om de vraag of zwart tijdig op dam komt om het punt te redden. Wit kan hier kiezen uit de schijfwinst 27-22x34=, 30-24x14= en 32-28 (17-21) 27-22 (29-33) en 11-17x7 =. 

 

Dit is een bekende stelling, die onlangs op de masterclass aan de orde is geweest. Zowel Gantwarg als Schwarzman spelen deze opening graag met zwart. Als de aanval en de tactische grapjes van wit zijn uitgeput, dan krijgt zwart kansen. Vooral omdat op dat moment de witspeler meestal door zijn tijd heen is.

In Turbo dambase staan is de diagramstand 11 keer voorgekomen. In vrijwel alle standen, ook vanuit andere openingen , waarbij een stuk op 33 naar veld 29 is gespeeld gaat het erom een moment te vinden om de aanval tegen schijf 27 te storen met 19-24. Een belangrijke partij is Goebanow - Gantwarg uit 1981. Ik moet het er nog over hebben op internet.

Goebanow,J. - Gantwarg,A. URS-ch, 05-03-1981, 0-2
23.37-32 11-16 24.32x21 16x27 25.44-39 5-10 26.39-33 7-11 27.35-30 10-15 28.40-35 9-14 29.30-25 19-23 30.29-24 20x29 31.33x24 23-28 32.50-44 14-19 33.44-39 19x30 34.35x24 18-23 35.39-34 13-18 36.45-40 8-13 37.43-39 11-16 38.34-30 28-32 39.39-34 32x43 40.48x39 27-32 41.42-37 32x41 42.36x47 13-19 43.24x13 18x9 44.31-27 22x31 45.26x37 17-22 46.39-33 16-21 47.33-29 12-18 48.40-35 21-27 49.29-24 22-28 50.47-41 27-32 51.41-36 32x41 52.36x47 18-22 53.34-29 23x34 54.30x39 28-32 55.24-19 9-14 56.19x10 15x4 57.39-33 22-27 58.35-30 27-31 59.30-24 31-36 60.24-20 32-37 61.33-28 37-41 62.28-22 41-46 63.22-17

Diagram 2 is een aantal malen voorgekomen. Soms met schijf 7 op 6. Afwisselend wordt hier zoals in de partij Dik de Voogd - Alexander Schwarzman de zet 23.44-39 of 23.37-32 gespeeld. De reactie (23.44-39) 19-24 van Schwarzman lijkt mij bezwaarlijk voor wit. Het is niet eerder gespeeld. Veel logischer lijkt om eerst schijf 7 kwijt te raken met 37-32 alvorens de opmars 44-39-33 te ondernemen. Het probleem is dan de finesse 23.37-32 11-16 24.32x21 16x27 25.44-39 18-23 26.29x18 12x23 27.42-37 17-21 met remise. Gantwarg ging na 23.37-32 11-16 24.32x21 16x27 25.44-39 gewoon verder met 25...5-10. Het werd spannend en hij won.

In diagram 3 een belangrijke stelling. Met 26.34-30 drijft de Voogd de halve hekstelling terug. Een ander idee is de achterloop 26.37-32. Truus speelt 26...5-10 27.32x21 22-28 28.33x22 18x16 en het zwarte probleem is niet veel kleiner dan dat van wit.

 

Je maakt het niet vaak mee, dat Alexander echt uit zijn humeur, als hem een puntje ontglipt. Het gebeurt ook niet vaak. Hij heeft langdurig zitten puzzelen om nog iets van de stand te maken. Daardoor had hij nvoldoende tijd voor de juiste behandeling van de rest van de partij. Het wezenlijke probleem is, dat als wit te goedkoop op dam komt het remise is. Immers veel zwarte stukken staan kwetsbaar in het centrum.

In deze stand is de achterloop 56.20-15 geen succes vanwege 56...9-13 57.15x4 38-43 58.4x18 22x13 59.25-20 43-49 en zwart krijgt de lange lijn in handen. Daarom gaf wit er een stuk bij met 56.26-21 27x16 57.20-15 10-14 58.30-24 38-43 59.24-19 14x23 60.15-10.

Het eindspel is wat minder gemakkelijk dan het eruit ziet. Zwart moet voorkomen, dat de witte losse stukken te actief worden. Consequent heeft hij beide stukken met zijn dam onder controle proberen te houden. Rechts de cruciale stelling. Hij speelde in laaiende tijdnood de zet 70...28-32. Hij was daar niet tevreden over. Hoe het wel moet heb ik niet helemaal begrepen. Vermoedelijk is nu de zet 71.47-41 gespeeld. Zijn notatie is vrijwel onleesbaar. Dat zou vreemd zijn, want de zettenreeks 32-38-42-47 lijkt nog gewonnen. Met 71.36-31 ontstaat de remise uit de partij scherp. Na 71...25-9 72.47-36 kan wit ongestoord via 31-26-21 twee vijandelijke stukken elimineren.

Ron Heusdens speelde tegen Gerbrand Hessing de zogenaamde 'Kat in het bakje' variant. Er zijn 154 voorbeelden van de diagramstand. Vooral in de begintijd waren grootmeesters er erg succesvol mee tegen angstig spelende zwartspelers. Inmiddels weten we dat zwart alleszins bevredigend staat. Vrijwel alle denkbare zetten zijn speelbaar gebleken. Echter na elk speelplan dient zwart actief te blijven.

Als hij zijn tegenstander de gelegenheid geeft om (17-22) 39-33 en 44-39 te spelen zonder de tussenzet 23-28, dan is de zwarte stand verloren. Zelf heb ik indertijd onderzoek verricht naar de gevolgen van de ruil 18-22x23. De actieve ruil 13...20-24x24 wordt in de helft van de gevallen gespeeld. Na 15.38-33 wordt afwisselend 24-30x30 (37x) en 14-20x20 (17x) gespeeld. De ruil 14-20x20 biedt ook zwart kansen.

De diagramstand rechts is driemaal eerder voorgekomen. Alle andere zwartspelers gingen verder met 19...17-22. De voltooiing van de formatie 15,20,24 voegt niets toe aan de zwarte stand, terwijl het centrum wel belangrijk is. De opstelling met een lange vleugel opsluiting zie je tegenwoordig ook wel in de Bizot-opening. Het valt niet mee om de zwarte voorpost terug te drijven. In de Bizot-opening heeft de omsingelaar een schijf op 46. Hier is dat niet het geval. De opsluiting is meestal redelijk efficiënt, zodat de aanvaller met alles zins redelijk spel uit het avontuur te voorschijn komt.

Hier krijgt wit de kans om met 19...4-10? 20.44-40 10-15 21.34-29 23x34 22.40x29 een echt probleem te creëren. Zwart heeft om onmiddellijk verlies te vermijden een schijnoffer gebracht. Dat is niet zo erg goed, want wit beschikt over het zetje 29-23, 35-30, 45-40x50, 48-43 en 50-44x18x1 X.

In de partij bereikte Ron een soortgelijk resultaat met 27.45-40. Na 27...28-22 28.33x22 moet zwart meerslag nemen en wit naar dam met 28...24x44 29.22-18 12x23 30.21x1 44-50 31.1x34 8-12 32.34x16 6-11 en zwart staat nogal wat materiaal achter met zeer lastig eindspel. Na 27.45-40 8-13 28.49-44 is de uitval 28...22-28 29.33x22 17x28 verhinderd door 30.47-42 24x33 31.21-17 en 42-38x9x32 X.

Het eindspel, dat tenslotte ontstaat biedt wit alle kansen. Het is echter nog heel lastig. Zwart bezet met zijn schijven alle belangrijke steunpunten. Wit zorgt er voortdurend voor de lange lijn te controleren. Hij heeft tal van vangstellingen, waardoor zwart erg moet oppassen bij het aanvallen van stukken. De linie 6/50 controleert vier van de zes witte stukken en zwart heeft hem in handen. Schijf 35 komt niet makkelijk langs steunschijf 4. Dus er nog best wat hoop voor de zwartspeler. In de partij loopt schijf 35 er echter vlot doorheen. Bij het stoppen van de schijf sneuvelt de zwarte dam en staan de zwarte schijven te ver weg om nog iets te kunnen ondernemen.

Sven speelde tegen Hin Wong. Er was sprake van enig Elo-verschil. In de diagramstand is zwart in flinke moeilijkheden. Er dreigt dam met 38-32x5. Er dreigt schijfwinst met 24-19 en 33-29x26. Na 22...10-14 23.25-20; 24-19 en 33-29x26 sneuvelt schijf 27.

Tenslotte moet zwart rekening houden met de manoeuvre 33-28x28-22 met schijfwinst, daardoor is de ruil 22...13-19 23.24x13 8x19 ook geen goed idee. Hoewel het schijnoffer 24.33-28 22x33 25.39x28 19-23 26.28x19 21-26 nog wel een beetje gaat. Het toelaten van de dam met 22...21-26 is de elegantste oplossing.

Rechts is zwart andermaal in de problemen. Het zetje van Weiss in diverse uitvoeringen speelt hem parten. Voorts staat hij een straatlengte achter in ontwikkeling via het ruiltje 38-32x42 en de opmars 36-31-27 zou wit kunnen proberen alle centrumvelden te pakken.

In de partij volgde 44...2-7 45.29-24 7-11 en het zetje van Weiss 28-22, 24-19, 37-31 en 38-32 werd hem noodlottig. Het alternatief is 45...14-19 46.28-23 19x30 47.25x34 en wit controleert het centrum en de vleugel volledig.

Het eindspel is nog best lastig. Wit heeft last van de zwarte vangstellingen. Maar nadat zwart 54...17-21 heeft gespeeld, is het snel gebeurd. Je moet even zien, dat zwart na het bereiken van veld 26 er nog steeds nergens is, omdat wit zowel van achter als van voren schijf 27 kan aanvallen. Wanneer hij aanvalt vanaf veld 38, 43 of 49, dan dient hij na 26-31 naar veld 21 te slaan om ook het andere stuk te pakken.

Nog een remisekans is de doorbraakactie 54...17-22 55.28x17 27-32 56.24-42 14-19 57.42-48 9-13 58.17-11 32-37 en zwart is veel te laat om de volgende witte dam te kunnen overleven.

Zelf speelde ik tegen Alexei Domchev. Hij was deelnemer aan het WK. Vastberaden ging ik af op een degelijke remise. Pas na de partij ontdekte ik, dat hij slechts 1417 Elo-punten heeft. Zodat een voorzichtige winstpoging wellicht op zijn plaats was geweest. Ook heel voorzichtig opererend kreeg ik nog best wat kansen tegen de weinig geïnspireerd opererende grootmeester.

De gespeelde zet 4...13-18 streeft naar het soort positie, waar Gantwarg het al enkele afleveringen over heeft in de masterclass. De ruil 29-23 is niet echt een probleem tegen een grootmeester. Het alternatief was 4...21-27 5.32x21 16x27 6.42-37 6-11 7.37-31 (36-31 en 26-21 is niet echt een probleem) 1-6 en er staat een wat statische Roozenburg stelling op het bord, waar ik niet dol op ben.

In diagram 5 een bekend probleem. Zwart zou na 7...6-11 zich zorgen kunnen maken over de tijdelijke schijfwinst 8.32-27 21x32 9.37x19 13x24 10.34-30 9-14 11.19-13 8x19 en het mooi is een beetje van het zwarte centrum. Echter schijf 29 is dan een goed aanknopingspunt om te herstel mogelijk te maken. Ook heeft zwart geen aantrekkelijk alternatief. De zetten 4-9 of 3-9 zijn onplezierige beslissingen. Na het gespeelde 7...6-11 is (21-27x27) 37-32 (4-9) en (22-28) goed voor zwart.  Na 8.32-28 23x32 9.37x28 4-9 10.38-32 21-27 11.32x21 16x27 dreigt zwart met 13-19 schijf 28 onder vuur te nemen. De twee om twee 36-31 en 26-21 is geen ramp.

Het verloop 8.45-40 21-27 9.32x21 16x27 10.35-30 10-14 ligt voor de hand en is vaker gespeeld. Het is evenwel niet eenvoudig om een kansrijke omsingeling op het bord te brengen. Het feit dat schijf 1 nog niet op veld 6 is beland maakt een wereld van verschil. Volgens mij kan wit de opening beter spelen en het opspelen van schijf 1 uitlokken. Bijvoorbeeld  6.40-34 lijkt niet de handigste voortzetting bij het onder de voet lopen van een zwakkere tegenstander.

In diagram 6 komen drie zetten in aanmerking t.w. 30-24, 30-25 en 40-35. Het bezwaar van de laatste zet is, dat je na 11...20-25 niets anders hebt dan de twee om twee 12.33-28x28. Volgens Gantwarg staat zwart dan gemakkelijker. Het is alvast geen winstplan voor wit. Zwart heeft overigens op een goed alternatief. De afwikkeling 11.40-35 14-19 12.30-24 19x30 13.34x14 23x34 14.39x30 4-10 15.30-25 10x19 16.25-20 15x24 17.33-28 22x33 18.38x20 27-32 19.37x28 19-23x15 kan niet echt goed zijn voor wit.

De zet 11.30-24 werd vroeger steevast gespeeld in dit soort stellingen. Met gewisselde kleuren kan de stand uit de partij Tsjizow - Chmiel ontstaan. Gantwarg merkt op, dat de afwikkeling 11.30-24 4-10 12.40-35 14-19 13.50-45 19x30 14.34x14 10x19 15.44-40 23x34 16.39x30 tot het trampoline plan kan leiden, waarbij wit de opstelling van zijn lange vleugel met het blokje 37,41,42,47 handhaaft en schijf 48 wegspeelt om een reeks tactisch wendingen tegenover het enorme zwarte centrumoverwicht te stellen. Het vereist stalen zenuwen en 'stupid face' om echt succes te kunnen hebben. Zwart moet zo onverstandig zijn om vroegtijdig velde 28 te bezetten. Schijf 1 zou eigenlijk op 6 moeten staan.

In diagram 7 de stelling na 20-25 en 33-28x28. Zwart moet wel opletten en eerst 14...5-10 spelen om na 38-33 te kunnen ruilen met 18-23x23. Na 14...1-6 15.38-33 heeft wit iets. De randschijf op 25 zou natuurlijk beter op veld 20 staan. Maar wit is te zwak op de korte vleugel om werkelijk te kunnen profiteren van de binding 23/25.

De witte stand op de 22ste zet van zwart is vervelend. Hij wil dol graag winnen maar hij heeft niets. Hij dreigt veld 28 te bezetten. Dat kun je zowel met het gespeelde 7-11 als met 18-23 tegengaan. Na 22...18-23 heeft wit zowel de zet 42-37 (28-23) als het schijnoffer 33-28 (23x32) 42-37. Na het gespeelde 22...7-11 is 33-28x28 geen vetpot, maar wederom heeft wit geen keus wil hij niet onder de voet gelopen worden.

In diagram 9 moet je met zwart een keuze maken. De achterloop 27...18-23 28.38-33 23x32 29.42-37 of 48-43 biedt wit de kans veld 28 te veroveren. Dat zou iets kunnen zijn. De gespeelde ruil 27...17-22 28.28x17 11x22 29.41-37 biedt wit wat druk tegen schijf 27. Het handhaven van de zwarte voorpost is prettig. Maar dan moet er 29...6-11 gespeeld worden.

Via 30.47-41 kan wit de wending 34-30x6 erin brengen. Dat dwingt tot 30...22-28 met complicaties. Als wit echter niets bijzonders weet te verzinnen, dan zijn deze complicaties vrijwel gewonnen voor zwart. Het stond voor mij vast, dat wit zou afhaken, zoals hij deed.

In de de overblijvende stand hebben beide spelers wat ongemak op de korte vleugel. De zwakke randschijf 35 is een probleem voor wit. Schijf 22 zou een probleem kunnen worden voor zwart. Maar omdat hij geen schijf op 6 heeft, valt dat mee. Naar verwachting bleek hij aanmerkelijk beter te staan.

In diagram 10 laat Domchev voor het eerst wat zien. De ruil 36.33-28 22x33 37.39x28 profiteert van het feit, dat achterlopen bezwaarlijk is voor zwart. Na 37....18-22 38.28-23; 31-27; 37-31; 47-42 en 44-40x4 staat zwart slecht. Truus komt met de wending 37...18-22 38.21-16; 26-21; 47-42 en 44-39x40x4 dat er ook niet best uitziet voor zwart. Op 37...18-23 heeft wit de afwikkeling 21-16; 26-21; 47-42 en 44-40x4 (25-30) met remise.