Schiedam - De wedstrijd tegen landskampioen Meurs werd een waar doelpunten festijn. Tot het laatste toe was niet duidelijk, wie de strijd in zijn voordeel zou beslissen. Uiteindelijk wonnen wij er vier en Meurs drie. Tot kort voor het einde had het gemakkelijk omgekeerd kunnen zijn. Maar Ron Heusdens wist een moeilijk eindspel te houden, terwijl Anton van Berkel een lastig eindspel wist te winnen. Tijdnood deed menig partij in de slotfase tot een bedenkelijk niveau afzakken. Gantwarg speelde tegen Watoetin en was al na een uur klaar. In de rest van de middag stierf hij duizend doden bij het zien van het wederzijdse foutenfestival.

Ttijdnood taferelen deden menig partij kantelen. Nevenstaande positie is afkomstig uit de partij Jeroen van den Akker - Arie van de Weteringh, welk verloop wij hebben gereconstrueerd uit een vrijwel onleesbaar notatiebiljet. Het staat vrijwel vast, dat zwart de ruil 18-22xx22 heeft kunnen doen met gelijkwaardige remise. Het is evenwel niet gespeeld (?)

De stelling rechts heeft zich voorgedaan in de partij Wim Vrijland - Bennie Provoost. Het is mij wel vaker opgevallen, dat veel Schiedammers denken, dat de zwarte (schijn)aanval in dit soort stellingen wat voorstelt. In correspondentiepartijen geef ik zulke stellingen vaak zonder te spelen remise. Schijf 28 is een buitengewoon zwak stuk. Zonder dat stuk zou de zwarte stelling vrijwel gewonnen zijn.

Echter met het stuk heeft wit meer dan voldoende druk om probleemloos remise te maken. Na wat voorbereiding is zelfs het afruilen van schijf 28 een van de mogelijkheden. Echter voor het zover is, moet zwart eerst nog wat zweten. Aangewezen lijkt 38.36-31. Truus geeft aan dat 38...4-10 39.31-27 17-22 40.27-21 10-15 lastig is voor wit. De tegenstander dreigt met 22-27 eventueel voorafgegaan door 15-20 met doorbraak naar 41. Wel goed is 38...4-10 39.30-25 24-30(?) 40.35x24 19x30 41.45-40 met voldoende tegenspel of ook 38...10-15 39.30-25 10-15 40.34-30 en het is niet moeilijk remise te houden. Zwart moet immers vroeg of laat 24-29 spelen. De schijven gaan daarna soepel de gehaktmolen in.  In de partij speelde Wim de verschrikkelijk zet 38.39-33?? 28x39 39.34x43 en kwam er niet meer aan te pas.

De derde verliespartij ontstond vanuit nevenstaande positie. Zwart staat alleszins behoorlijk, maar het enorme voordeel van enige tijd terug is alweer verloren gegaan, doordat hij zijn tegenstander de gelegenheid heeft gegeven veld 27 te heroveren. Het ruiltje 14-20x20 kan nu nog beantwoord worden met 27-22. Na de opmars 6-11-17 is het ruiltje wel mogelijk en zijn alle zwarte problemen over. Truus komt nog met 33...6-11 34.33-28 11-17 35.30-24 19x39 36.28x8 3x12 37.29-23 18x29 38.27-22x39 =.

In de partij stuurt zwart aan op de zelfmoorddam 33...21-26?? 34.48-42 15-20 35.47-41 16-21 etc. Vijf zetten voor de tijdcontrole valt de vlag na een waar foutenfestival. Het alternatief 35...4-10 36.33-28 10-15 (of ook 6-11) 37.30-24 19x39 38.28x10 15x4 29.25x14 9x20 30.38-33 39x28 31.32x12 6-11-17 is waarschijnlijk nog probleemloos remise. De laatste remise staat links. Wit aan zet speelde de blunder 45.38-33? Alle andere zetten winnen zo'n beetje (16-11 of 20-15). Nu kan met 45...8-12, 6-11 en 9-14x11 nog een probleemloze remise bereikt worden.

Tijdnood is verschrikkelijk!!! Dat bleek ook in tal van andere partijen. Ron Heusdens was aan het omsingelen tegen Boudewijn Derkx. In het voorgaande spelverloop werden door de zwartspeler al tal van zetten gespeeld, die de verzamelde menigte grootmeesters bij mij thuis boven de pet gingen. Schijf 14 kwam van 5 en dreigt eigenlijk nergens mee. Op allerlei manieren kan wit zijn voordeel realiseren. De enige zet, die in deze positie in aanmerking komt is 27...17-21 om de ruil 12-17 mogelijk te maken met bevrijding van de zwarte stand.

In de partij 27...17-22? 28.32-27! 22x31 29.36x27 2-7 30.33-28 gespeeld. Gantwarg merkt op, dat een zet wachten met 33-28 in aanmerking komt. Na 30.47-41 1-6 31.33-28 18-22 komt zwart waarschijnlijk nooit meer los. De afwikkeling 30.47-41 14-19 21.23x14 18-23 22.29x19 13x31 23.41-36 etc. geeft zwart hooguit remise.

In de stelling links dacht Ron meer dan half uur. Het ziet er erger uit dan het is. Het offer 53.35-40 is simpel remise. De enige andere zet is 53...3-9. De klemzet werkt dan niet. Op 54.44-49 maakt zwart remise met 54...35-40-44. Deze reddende plakker is de reden, dat het voor de hand liggende alternatief 53...3-8 54.44-49 32-37 55.45-40x2 niet werkt.

Deze stelling uit de partij Pim Meurs - Rob Clerc heeft zich vier keer eerder voorgedaan. De zet 20.23-18 is eerder gespeeld. Veel witspelers denken, dat dit een vorm van aanvallen is. In werkelijkheid zijn ze zo gebonden aan hun voorpost, dat de rest van de partij puur verdedigen hun lot is. Zwart kan in principe tweemaal achterlopen. Als dat niet helpt, dan kan hij ten alle tijde met 7-12 afwikkelen naar remise.

In de partij de Voogd - Prinsen volgde 20.33-29 8-12 21.39-33 12-18 22.23x12 17x8 23.29-23 20-24 24.43-39? 24-29 25.33x24 19x30 26.35x24 26-31 27.37x17 13-19 met totale vernietiging.

Links het hoogtepunt van de partij. Wit meende alle dreigingen bezworen te hebben en werd verrast door 28...3-8. Het dammetje 29.18-12 7x18 30.33-29 24x33 31.28x39 etc. gaat er direct weer vanaf. De overblijvende stand is lichtelijk onplezierig voor wit, maar m.i. houdbaar. De partijvoortzetting 29.34-29 wordt beantwoord met 19-23. Zowel Truus als Clerc geven de mogelijkheid 29.34-30 20-25 30.40-34 7-12 31.18x7 11x2 32.22x11 6x17. Gedwongen lijkt 33.27-22, omdat 33.43-39 17-22 wat blijvende opbouwproblemen geeft aan de witte korte vleugel. Na 33.27-22 gaat de partij verder.

 

Geheel ongemerkt is Anton van Berkel een van onze topscoorders aan het worden. Hij boekte zijn vierde overwinning vanuit de stelling rechts. In de partij wikkelde zwart af naar een minder middenspel met het onzinnige 24...28-33 en 18-22x14. Truus komt met de afwikkeling 24...25-30 25.34x14 23x34 26.39x30 9x29 en zwart staat inderdaad uitstekend.

Direct doordrukken met 24...9-14 komt op het eerste gezicht ook in aanmerking. De witte verdediging 25.42-38 14-19 26.38-32 19x30 27.27-22 18x38 28.29x9 3x14 29.43x23 ziet er na 29...20-24 niet best uit. Echter na 25.36-31! is het niet duidelijk hoe zwart verder moet komen. Na 25...14-19 26.27-22 18x36 27.29x9 20x40 28.9-4 staat wit gewonnen. Op 25...3-9 26.42-38 14-19 27.34-30 gaat wit op andere wijze naar een winnende dam. Ook 25...11-17 komt niet in aanmerking, vanwege het dammetje ingeleid met 26.34-30 X.

Links de slotstand. Zwart heeft een geweldige verzameling reservedammen en het lijkt alsof hij voldoende verdediging heeft. Na 57.43-39 gaf hij direct op. Het belangrijkste probleem is 57...25-30 58.33-29 40-44 59.29-23 44x33 60.22x25 25-30 61.25-39 40-44 62.39-11 X.

De verpletterende nuchterheid, waarmee grootmeesters en Alexander Schwarzman in het bijzonder afwikkelt naar eindspelen, die anderen nog niet met een tang zouden willen aanraken is verbazingwekkend. Ik heb gisteravond nog geprobeerd Cordier zover te krijgen, dat hij een goed woord wilde zeggen over de doorbraak op termijn met 24...24-29 25.33x13 9x18 26.39-33 27-31 36x27 34.22x31. Wat ik ook deed. Ik wist geen van de aanwezigen grootmeesters een bemoedigend woord te ontlokken, terwijl toch iedere hoofdklasser blindelings op deze doorbraak zou hebben aangestuurd.

Ik heb urenlang geprobeerd iets van de zwarte stand te maken.  De zwarte verdediging op de lange vleugel is iets te voortreffelijk. Met schijf 10 op de andere vleugel valt er misschien nog wat te organiseren. Nu blijkt wit altijd gemakkelijk spel te hebben op de korte vleugel en in het centrum, terwijl er eigenlijk nauwelijks serieuze doorbraakmogelijkheden zijn. Alles wat op veld 46 of 47 weet te komen heeft geen greintje bewegingsvrijheid. Belangrijk is onmiddellijk 34.32-28!! Steeds bleven de heren herhalen: "A piece is a piece. Two pieces for a king is to much. Besides there isn't a king.".

Links de enige normale partij, die ik ooit van Rob Clerc wist te winnen. De opening lijkt sterk op die uit mijn partij tegen Bas Messemaker. De witte opening heeft zich vaker voorgedaan en is tamelijk verplichtend voor de witspeler. De heren grootmeesters noemden het echter een 'normale opening'. 

De stand is 25 keer voorgekomen. Vaak (72) wordt hij gespeeld met 9-14 i.p.v. 10-14. Wit heeft een aantal opties. Naast het gespeelde 12.32-28 zie je wel 12.44-40, 12.31-27 en 12.31-26. Belangrijk voor de speelbaarheid van de witte opening is de uitkomst van de Roozenburg na 12.31-27 22x31 13.36x27 14-20  14.30-24 19x30 15.35x24. De zes voorbeelden geven de indruk, dat het houdbaar is, maar een vetpot is het niet.

Het vaakst wordt de zet 12.44-40 gespeeld. Slechts eenmaal is het voor de hand liggende 12...23-28 13.32x23 19x28 gespeeld. De ruil 12...22-28 13.33x22 17x28 is nog nooit gespeeld. Volgens Schwarzman is dat dan ook onspeelbaar. Hij heeft het mij proberen uit te leggen, maar het kwartje wilde niet vallen. Een belangrijk probleem volgens hem is, dat 19-24 niet dreigt (na 14.31-27). Op 14-20 is 29-24, 30-24 altijd een stuk. Naast 12...14-20 is 12...22-27 regelmatig gespeeld.

De voortzetting 12.32-28 23x32 13.37x28 heeft als belangrijkste bezwaar de reactie 13...16-21 met allerlei dreigingen. Na 14.41-37 11-16 15.37-32 21-27 16.32x21 17x27 17.42x31 14-20 18.28x17 12x21 wacht wit een strategische ramp. Op 14.41-37 11-16 15.30-24 19x30 16.35x24 14-19 moet wit via 17.45-40 en 18.29-23 het vege lijf proberen te redden.

 Overigens is 14.44-40 21-26 alleen positioneel een dreiging. Naast 15.42-37 is zelfs 15.41-37 nog enigszins speelbaar. Aangegeven is door diverse mensen na de partij, dat de zwarte voortzetting 4-10 op diverse momenten tot aanmerkelijk problemen voor wit kan leiden. Naast het gespeelde 14...21-27 is ook 14...11-16 een idee. Het ruiltje 18-23x23 is onaangenaam.

 

Truus speelt na 14...21-27 het ruiltje 15.38-32 27x38 16.43x32 14-20 17.30-24 19x30 18.35x24. Het geplande 18...11-16 19.42-38 17-21 20.26x17 22x11 is heel behoorlijk voor wit. Echter 18...9-14 19.44-40 14-19 20.40-35 19x30 21.35x24 3-9 22.32-27 22x31 23.26x37 17-22 24.28x17 11x22 is heel onaangenaam voor wit. Het partijverloop 12.32-28 23x32 13.37x28 16-21 14.31-26 21-27 15.44-40 is vindingrijk en kan onder omstandigheden best een idee zijn.

Het was de bedoeling in diagram 4 verder te gaan met 18...8-12. Pas bij de zetcontrole ontdekte ik het probleem 14.24-19 14x23* 15.36-31 met een slechte stelling. Na het ruiltje 18...13-19 19.24x13 9x18 zit er een dam in. Wit loopt dan het risico blijvend een stuk achter te komen, omdat de zwarte vangstellingen minstens zo actief zijn als de witte.

 

In diagram 5 overwoog ik eerst de zwarte stelling te versterken met 8-12, 4-9 en 2-8-13 alvorens schijf 28 echt onder vuur te nemen. Ik maakte mij evenwel zorgen over de reactie 22.41-37. De ruiltjes 27-31 en 27-32 doen niet veel. Na 18-23 (47-41x28) staat schijf 8 op 12.

In de partij was het een behoorlijke teleurstelling, dat ik het stuk op 32 niet kon handhaven. Steeds moet zwart rekening houden met afwikkeling ingeleid door 36-31. De opmars 24...3-9 25.30-24 19x30 26.35x24 9-14 faalt op 27.24-19 en 36-31 met groot voordeel voor wit. Ik meende een oplossing gevonden te hebben, maar ook deze bleek niet afdoende. In diagram 6 kan 24...15-20 overwogen worden. Echter 25.30-25 20-24 26.45-40 3-9 27.40-34 4-10 28.47-42 8-13 29.42-37 biedt op termijn uitzicht op uitwisseling van schijf 28 tegen 24 met kansen voor wit.

 

In diagram 7 andermaal een bittere pil. De geplande achterloop 29...14-20 met handhaving van plusschijf 32 faalt op de damzet 30.43-39 32x25 31.48-43 20x38 32.43x1 9-14 met minstens remise voor wit. Gelukkig had ik nog wat tijd om van de schrik te bekomen. Die ruimte had mijn tegenstander daarentegen niet na de overgang naar de Roozenburg. Het valt niet mee om in twintig minuten een ingewikkelde stelling volledig te doorgronden. Dat is waarschijnlijk ook de reden, dat hij niet meer tot tegenstand van enige betekenis kwam.

In diagram 8 werd de achterloop 31...14-19 overwogen. Enerzijds is het twijfelachtig of zwart wat heeft na 32.24-20 15x24 33.33-29. Anderzijds is de damzet 32.36-31 nogal pijnlijk.

De zet 35.41-37 in diagram 9 lijkt wel wat, maar kost in werkelijkheid gewoon een stuk. Zwart heeft een wat overladen korte vleugel, maar met 2-7 en 27-32 of 27-31 dreigt hij de benen te nemen. Wit kan dit inderdaad voorkomen met de opmars 41-37-31. Beter is echter 35.43-39. Waarschijnlijk doet zwart er het beste aan om de afwikkeling 35...12-18 36.38-32 27x29 37.26-21 22x44 38.21x3 44-50 = toe te laten. Truus is zelfs helemaal niet overtuigd dat dat na de opmars 29-34-40 wel remise is en komt met de verdediging 36.39-34 18-23? 37.26-21 23x43 38.21x12. Daardoor moet zwart na 36.39-34 verdergaan met 9-14 en 2-8-13 om het evenwicht te handhaven. 

Naast 41-37-31 kan wit ook overwegen 35.41-37 2-7 36.37-32 te spelen. Na 36...11-16! 37.32x21 16x27 36.36-31 27x36 37.26-21 17x26 38.28x8 7-12 39.8x17 9-13 is het alleen zwart die (kleine) winstkansen heeft. Truus beveelt overigens het zuinige 38...9-13 39.8-3 7-11 40.25-20 15x24 41.3-25 11-17 aan en zwart heeft wellicht een iets beter eindspel. 

Het is en waar foutenfestival. Na de partij werd aangegeven, dat wit aanmerkelijk meer tegenstand kan bieden met 39.49-43 23x32 40.34-30. Waarschijnlijk heeft zwart niets beters, dan het stuk direct terug te geven met 22-28. Er komt namelijk het zetje 40...7-12 41.33-29 12-18 42.38-33 19-23? 43.30-24-20 en 43-38x8 in de stand. Bij het teruggeven van het stuk met 40...22-28 komt Truus met het idee 41.31x22 28x39 42.38x27 17x28 43.43x34. Echter zwart staat goed na 43...28-33!. Truus komt ook met een alternatief voor 34-30 in 40.34-29 19-24 41.29x20 15x24 42.48-42 32-37? 43.26-21x1 X. Echter het teruggeven van het stuk met 42...22-28 laat zwart een schitterende stelling.

Gantwarg was na de partij niet mals met zijn kritiek. Gekweld riep het hij uit: Hoe kun je in diagram 12 nu de ruil 43...22-28 nemen? Dat is de enige variant, waarin wit nog wat tegenstand kan bieden. De afwikkeling 43...17-21 44.26x28 24-30 45.31x22 30x50 had ik gezien. Echter ik zag niet hoe het verder moest na 46.33-29. Natuurlijk volgt dan 46...50-45 X. Ook 43...27-32 of 43...19-23 zijn beter. Een eindspel met drie stukken voor is immers beter dan een eindspel met slechts twee stukken.

Ook het ruiltje (43...22-28 44.33x22 27x18 45.31-27) 18-22 en 17-21 was niet best. Met 45...7-12 en 11-16 dwing je wit vrijwel alle stukken te geven voor de dam. Gelukkig kwam alles nog goed. De volledig moegestreden witspeler geloofde er niet meer in en verzuimde in de laatste diagramstand het actieve 53.36-31. Algemeen was men van oordeel, dat de winst dan heel diep moet komen. Na 53.4-27 42-48 zijn vrijwel alle belangrijke velden in handen van zwart en dan zijn vijf stukken toch wel wat veel overmacht.